Distributieovereenkomsten bevatten vaak non-concurrentiebedingen. Ze leggen beperkingen op aan de mogelijkheid van een distributeur om producten te produceren of verkopen die concurreren met de producten die onder de distributieovereenkomst vallen, de zogenaamde contractproducten.
Om het concreet te maken: een distributeur wordt aangesteld om stofzuigers van merk A (de contractproducten) te verkopen. De non-concurrentiebeperking bepaalt of de distributeur mag (en zo ja, in welke mate) stofzuigers van het concurrerende merk B of elk ander concurrerend merk mag produceren of verkopen.
Zo'n non-concurrentiebepaling kwalificeert niet altijd als beperking van de concurrentie. Het ontbreken van een beperking wordt bijvoorbeeld geaccepteerd in de context van franchising. In veel gevallen wordt zo'n verplichting echter als concurrentiebeperkend beschouwd en moet daarvoor een uitzondering worden gemaakt. Het toepassen van een vrijstellingsverordening is de meest efficiënte manier om zo'n vrijstelling te verkrijgen.
De huidige verticale groepsvrijstellingsverordening die van toepassing is op distributieovereenkomsten is Commissieverordening 330/2010. Deze wordt vaak de VBER genoemd en richt zich op twee soorten non-concurrentiebedingen:
Non-concurrentieverplichtingen in distributieovereenkomsten profiteren van een automatische vrijstelling onder de VBER als zij voldoen aan één belangrijke regel: hun duur mag niet langer dan vijf jaar zijn. Deze tijdslimiet geldt voor zowel single branding als de 80%-regel. Er zijn specifieke uitzonderingen in gevallen waarin de leverancier de locatie aan de distributeur beschikbaar stelt. Zonder die uitzondering geldt echter de algemene regel dat een beperking tot vijf jaar moet worden gerespecteerd.
De gevolgen van de regel zijn vrij duidelijk. De vrijstelling is niet van toepassing wanneer de non-concurrentieverplichting:
De logica achter de regel is dat een distributeur in staat moet zijn om na het verstrijken van elke periode van vijf jaar zijn "frisse" toestemming te geven aan een non-concurrentieverplichting. Met andere woorden, een concurrerende leverancier (bijvoorbeeld van merk B) moet in staat zijn om de distributeur minstens eens in de vijf jaar te overtuigen om de distributie van merk B te starten.
De huidige voorstellen van de Europese Commissie zullen het bestaande regime voor non-concurrentieverplichtingen na 1 juni 2022 grotendeels ongewijzigd laten. Ze blijven zowel single branding als de 80%-regel omvatten. De termijn van vijf jaar blijft ook de norm om te profiteren van een automatische vrijstelling.
Echter brengen de huidige voorstellen voor de nieuwe Verticale Richtsnoeren één belangrijke verandering met zich mee wat betreft stilzwijgende verlengingen.
Non-concurrentieverplichtingen kunnen stilzwijgend verlengd worden voorbij de vijf jaar op voorwaarde dat de distributeur na het verstrijken van de vijfjarige periode effectief kan overstappen naar een concurrerende leverancier. Dit omvat de mogelijkheid om de samenwerking met de leverancier op te zeggen met een redelijke opzegtermijn en zonder onredelijke kosten. Met de verwijzing naar het ontbreken van onredelijke kosten, streven de ontwerp-Verticale Richtsnoeren er bijvoorbeeld naar om de last van de noodzaak om een lening aan de leverancier terug te betalen, te verlichten.
Met deze extra flexibiliteit lijkt een kunstmatig verschil te worden gemaakt tussen non-concurrentieverplichtingen van onbepaalde duur en non-concurrentieverplichtingen voor bepaalde tijd die stilzwijgend verlengbaar zijn. De eerste categorie zou nog steeds buiten de VBER vallen. De tweede categorie wordt nu vrijgesteld van de groep, op voorwaarde dat de distributieovereenkomst effectief kan worden heronderhandeld of beëindigd.
We zien het logische verschil niet tussen een distributieovereenkomst van onbepaalde duur die kan worden beëindigd met een redelijke opzegtermijn en tegen een redelijke prijs en het geval waarin stilzwijgende verlenging van een vaste non-concurrentieverplichting kan worden vermeden onder dezelfde voorwaarden. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat deze klaarblijkelijke inconsistentie zal worden rechtgezet in de definitieve teksten. Het zou eveneens wenselijk zijn dat deze nieuwe mogelijkheid is verankerd in de VBER zelf en niet ergens verborgen in paragraaf 234 van de ontwerp-Verticale Richtsnoeren.
We tellen af naar 1 juni 2022 en streven ernaar je regelmatig updates en de nodige juridische kennis te geven om je bedrijf volledig voor te bereiden op de toekomst. Raadpleeg ook het platform van het Distributierechtcentrum en onze LinkedIn-pagina voor nog veel meer informatie over de wetgeving inzake verticale overeenkomsten, zowel op het gebied van concurrentie- als commercieel recht. 27 gespecialiseerde teams uit heel de EER werken hard om van het platform uw favoriete bron van begeleiding en informatie te maken.