In een aantal korte blogs bespreken wij enkele aandachtspunten bij het sluiten van een overeenkomst en de uitvoering daarvan. Hierbij de tweede blog. De eerste blog vindt u hier.
In de eerste aflevering van het Banning ABC hebben wij aandacht besteed aan de totstandkoming van een overeenkomst. Is een contract eenmaal gesloten, dan moeten de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen (verbintenissen) worden nagekomen. Bij de koop van een auto heeft bijvoorbeeld de verkoper de verbintenis om de auto in eigendom over te dragen (te leveren) aan de koper. Op de koper rust de verbintenis om de koopprijs te betalen aan de verkoper.
Een verbintenis heeft altijd (minimaal één) schuldeiser (crediteur) en (minimaal één) schuldenaar (debiteur). Een verbintenis kan in beginsel ook door een derde worden nagekomen. De koopprijs van de auto kan bijvoorbeeld door de suikeroom van de koper worden betaald. Dat is echter anders als de schuldeiser belang heeft bij een persoonlijke prestatie van de schuldenaar (bijvoorbeeld omdat hij speciale kennis bezit of omdat het gaat om een uniek product). In dat geval moet de schuldenaar zelf presteren. Denk daarbij aan een kunstenaar die opdracht heeft gekregen om een portret van iemand te schilderen. De opdrachtgever heeft voor deze specifieke kunstenaar gekozen vanwege zijn kwaliteiten.
Zonder toestemming van de schuldeiser mag een schuldenaar het verschuldigde niet in gedeelten voldoen. De schuldenaar moet in één keer volledig presteren. Een factuur mag bijvoorbeeld in beginsel niet in termijnen worden betaald. Meestal spreken de schuldeiser en schuldenaar af wanneer gepresteerd moet worden. Spreken partijen geen termijn voor nakoming af, dan mag direct worden nagekomen en mag nakoming ook direct worden geëist.
Voor betaling van een geldsom geldt nog een aantal bijzondere regels. Vaak geeft een schuldenaar daarbij aan voor welke verbintenis die betaling is bedoeld (bijvoorbeeld door een betalingskenmerk of een factuurnummer te vermelden). In dat geval moet de schuldeiser de betaling ook op die verbintenis in mindering brengen (ook wel toerekenen genoemd). Maar partijen kunnen anders overeenkomen: zij kunnen vooraf afspreken aan welke schulden betalingen worden toegerekend, ongeacht welke aanwijzing wordt gedaan bij een concrete betaling. Dit wordt een imputatieregeling genoemd.
Als bij een betaling niet wordt aangewezen welke verbintenis wordt voldaan, en als geen imputatieregeling is overeengekomen, dan worden betalingen ten eerste toegerekend aan opeisbare verbintenissen. Zijn er meerdere opeisbare verbintenissen, wordt de betaling toegerekend aan de meest bezwarende verbintenis (bijvoorbeeld waaraan de hoogste rente is verbonden). Als meerdere verbintenissen even bezwarend zijn, dan wordt de betaling toegerekend aan de oudste verbintenis. Indien meerdere verbintenissen even oud zijn, dan geschiedt de toerekening naar evenredigheid.
De volgorde van toerekening van betalingen ten aanzien van een bepaalde verbintenis is als volgt: betalingen strekken in de eerste plaats in mindering op de (buitengerechtelijke) kosten, vervolgens op de verschenen rente en pas daarna op de hoofdsom en de lopende rente.
De eventuele kosten van betaling (zoals de kosten van een bankoverschrijving) komen voor rekening van de schuldenaar. De schuldeiser is verplicht om voor iedere voldoening een kwitantie af te geven.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Minos van Joolingen of één van de andere leden van de sectie Ondernemingsrecht.