In de eerste tien afleveringen van het BANNING ABC hebben wij aandacht besteed aan de totstandkoming van een overeenkomst. Is een contract eenmaal gesloten dan moeten de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen (ook wel verbintenissen genoemd) worden nagekomen. Dat heeft te maken met het rechtsbeginsel van trouw aan het gegeven woord.
Een verbintenis heeft altijd (minimaal één) schuldeiser (crediteur) en (minimaal één) schuldenaar (debiteur). Hoofdregel is dat de schuldenaar moet nakomen, maar soms kan een verbintenis door eenderde worden nagekomen, bijvoorbeeld bij betaling van een geldsom. Dat geldt niet voor iedere verbintenis: heeft de schuldeiser belang bij een persoonlijke prestatie van de schuldenaar (bijvoorbeeld omdat hij speciale kennis bezit of omdat het gaat om een uniek product), dan moet de schuldenaar persoonlijk presteren.
Zonder toestemming van de schuldeiser mag een schuldenaar het verschuldigde niet in gedeelten voldoen, maar moet de schuldenaar in één keer volledig presteren. Meestal spreken de schuldeiser en schuldenaar af wanneer zij uiterlijk moeten presteren. Spreken partijen geen termijn voor nakoming af, dan mag direct worden nagekomen en mag nakoming ook direct worden geëist.
Voor betaling van een geldsom gelden nog een aantal bijzondere regels. Vaak geeft een schuldenaar daarbij aan voor welke verbintenis die betaling is bedoeld (bijvoorbeeld door een betalingskenmerk of een factuurnummer te vermelden). In dat geval moet de schuldeiser debetaling ook op die verbintenis in mindering brengen (ook weltoerekenen genoemd).
De volgorde van toerekening van betalingen is als volgt: betalingen strekken in de eerste plaats in mindering op de (buitengerechtelijke) kosten, vervolgens op de verschenen rente en pas daarna op de hoofdsom en de lopende rente.
De eventuele kosten van betaling (zoals de kosten van een acceptgiro) komen voor rekening van de schuldenaar. De schuldeiser is verplicht om voor iedere voldoening een kwitantie af te geven.