In de praktijk komt het veelvuldig voor dat partijen een overeenkomst enkel willen aangaan onder de toepasselijkheid van hun eigen algemene voorwaarden. Dit uit zich in situatie dat bijvoorbeeld de verkoper in de offerte zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaart op de overeenkomst en de koper in de bevestiging (bijvoorbeeld in de schriftelijke inkooporder) zijn eigen set algemene voorwaarden van toepassing verklaart. Die situatie wordt juridisch aangeduid als de “Battle of forms” problematiek. De wet bepaalt kort gezegd dat aan de tweede verwijzing (die van de koper) geen werking toekomt indien hij niet tevens de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de verkoper uitdrukkelijk van de hand wijst.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is een enkele voorgedrukte standaardtekst in correspondentie, waarin toepasselijkheid van andersluidende algemene voorwaarden al dan niet “uitdrukkelijk” wordt afgewezen, in beginsel onvoldoende. Het moet voor de verkoper namelijk duidelijk zijn dat zijn aanbod in de offerte slechts wordt aanvaard indien niet zijn voorwaarden, maar de voorwaarden van koper van toepassing zijn.
In het licht van dit juridisch kader oordeelde het hof Amsterdam in het arrest van 19 juli 2016 (klik hier voor dit arrest) over de vraag of, op grond van de feiten die aan haar waren voorgelegd, de algemene voorwaarden van de verkoper uitdrukkelijk van de hand waren gewezen. De casus was als volgt.
Spie (koper) en Donghua (verkoper) wilden een koopovereenkomst sluiten aangaande duplex rollenkettingen. Na de levering stelde Spie dat de kettingen niet voldeden en dat Donghua tekort was geschoten in de verplichting om deugdelijke kettingen te leveren. De rechtbank wees de vordering van Spie af, aangezien zij haar vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende had onderbouwd.
Spie ging in hoger beroep bij het hof Amsterdam. Aangezien Donghua een beroep had gedaan op haar algemene leveringsvoorwaarden (met daarin een relevante beperking van aansprakelijkheid), ging het hof eerst nader in op de vraag of de algemene voorwaarden van Donghua wel onderdeel uitmaakten van de koopovereenkomst.
Voor de beantwoording van die vraag achtte het hof de volgende feiten van belang:
- Op 16 september 2011 hebben partijen overleg gevoerd over de voorgenomen levering van de kettingen. Zij hadden besproken dat de koopovereenkomst gesloten zou worden onder toepassing van de inkoopvoorwaarden van Spie, maar dat Donghua die voorwaarden eerst wilde zien om te beoordelen of zij daarmee akkoord kon gaan.
- Op 17 september 2011 zond Spie per e-mail haar voorwaarden aan Donghua toe met de tekst: “Zoals gisteren afgesproken. Bijgevoegd de inkoopvoorwaarden […]”;
- Donghua mailde op 21 september 2011 aan Spie een offerte voor de kettingen. Daarin was de standaardtekst opgenomen: “Op al onze offertes, overeenkomsten of leveringen van welke aard dan ook zijn de algemene voorwaarden, welke wij u hebben doen toekomen, van toepassing. […] Uitdrukkelijk worden andersluidende voorwaarden afgewezen.”;
- Spie heeft vervolgens medio oktober 2011 de kettingen bij Donghua besteld. Onderaan die schriftelijke bestellingen was de standaardtekst opgenomen: “Toepasselijkheid van door u gehanteerde algemene voorwaarden is uitdrukkelijk uitgesloten […] Op onze inkopen zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden […] van toepassing”.
Op grond van deze feiten concludeerde het hof dat Donghua met de e-mail van 21 september 2011, waarin voornoemde standaardtekst was opgenomen, de voorwaarden van Spie uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen. Daarmee had het voor Spie zonder meer duidelijk moeten zijn dat Donghua niet akkoord ging met de inkoopvoorwaarden van Spie en dat zij enkel wilde contracteren onder toepasselijkheid van haar eigen algemene voorwaarden.
Kortom: Onder omstandigheden kan de afwijzing van andermans algemene voorwaarden in een standaardtekst toch voldoende zijn om aan te nemen dat die afwijzing “ uitdrukkelijk” is geschied in de zin van de wet.