Als een huurder failliet gaat, dan kunnen zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds opzeggen met een gebruikelijke opzegtermijn, welke termijn in ieder geval niet langer zal zijn dan drie maanden. De huur vanaf de faillissementsdatum is een boedelschuld.
Het is lange tijd (enigszins) onzeker geweest of artikel 39 Fw, waarin de voornoemde opzeggingsmogelijkheid is geregeld, voor alle huurovereenkomsten zou gelden, of alleen voor huur van onroerende zaken. Deze onzekerheid werd met name veroorzaakt door het feit dat bij de totstandkoming van de wet alleen voorbeelden werden gegeven over huur van onroerende zaken, zoals een huis of of grond.
Op 9 januari 2015 heeft de Hoge Raad deze onzekerheid weggenomen en bepaald dat artikel 39 Fw ook geldt voor roerende zaken. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever met artikel 39 Fw de curator, in afwijking van het wettelijke uitgangspunt dat een faillissement geen wijziging brengt in de verbintenissen die voortvloeien uit de overeenkomst, de mogelijkheid heeft willen geven om lopende huurovereenkomsten op korte termijn te beëindigen, zodat de verschuldigde huur na het faillissement niet kan oplopen tot een hoog bedrag. Voor deze mogelijkheid heeft de wetgever de verhuurder gecompenseerd door de huurprijs vanaf de dag der faillietverklaring tot boedelschuld te verklaren, en door de verhuurder bij faillissement eveneens de bevoegdheid te geven tot tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst.
De Hoge Raad oordeelt voorts dat de tekst van artikel 39 Fw lid 1 spreekt over “huur”, zonder daarbij onderscheid te maken tussen huur van onroerende zaken en huur van roerende zaken. Het voorgaande wijst er volgens de Hoge Raad op dat deze bepaling ook van toepassing is op de huur van roerende zaken.
De conclusie is dus dat artikel 39 Fw ook van toepassing is op (ver)huur van bijvoorbeeld duurzame bedrijfsmiddelen als machines en voertuigen, maar ook bij verhuur van kleinere goederen als printers en kopieerapparaten. Van belang is dat artikel 39 Fw leidt tot een regelmatige opzegging die niet tot enige schadevergoeding verplicht, ook al eindigt de huurovereenkomst door opzegging van de curator aanmerkelijk eerder dan beoogd.
Eerder heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat dat niet in de weg staat aan een contractuele bevoegdheid van de verhuurder tot tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst, noch aan een daaraan gekoppelde contractuele aanspraak op schadevergoeding.
In geval van faillissement kunnen er dus twee situaties ontstaan. Ten eerste kunnen de curator en de verhuurder in geval van faillissement opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden (artikel 39 Fw). De huur vanaf datum faillissement is dan boedelschuld.
Afhankelijk van de contractuele bepalingen tussen partijen kan een verhuurder mogelijk ook op grond van de toepasselijke bepalingen ontbinden en (contractuele) schadevergoeding ter verificatie indienen op grond van artikel 37a Fw. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de resterende huurtermijnen. Een dergelijke schadevergoeding zal veelal hoger zijn dan de huur over drie maanden conform artikel 39 Fw. Een vordering uit hoofde van artikel 37a Fw leidt echter tot een concurrente vordering in het faillissement en niet tot een boedelvordering. Het kan in de praktijk zo zijn dat het aantrekkelijker is om een lagere boedelvordering te hebben dan een hogere concurrente vordering. De praktijk leert immers dat op concurrente vorderingen maar zelden een substantieel bedrag wordt uitbetaald.
De belangen kunnen ook anders liggen als er bijvoorbeeld een bankgarantie is gesteld. Onder omstandigheden kan een verschuldigde schadevergoeding daar onder worden gebracht en kan het mogelijk daardoor weer lonen om op te zeggen op grond van contractuele bepalingen in plaats van artikel 39 Fw. U doet er in geval van faillissement als verhuurder verstandig aan om te bekijken hoe de (uw) vlag erbij hangt, alvorens u over gaat tot het opzeggen van de overeenkomst. Indien en voor zover de curator de huurovereenkomst niet opzegt, dan loopt de huurovereenkomst in beginsel gewoon door en zal de boedelvordering toenemen.
De advocaten van BANNING N.V. zijn goed thuis in deze materie en kunnen u desgevraagd van nadere informatie voorzien. Door het kiezen van de juiste aanvliegroute kan uw positie als (ver)huurder in een faillissement mogelijk worden versterkt. Heeft u vragen over het voorgaande, neemt u dan contact opnemen met Matthijs Steenpoorte of Margje Nijland-van Oorsouw.