Skip to Content
  • Er zijn geen suggesties want het zoekveld is leeg.

Boete van EUR 500.000 voor Nederlandse webshop en leidinggevenden in e-commerce zaak

Publicaties Mededinging & Regulering
Inhoud: Bij beëindiging van een handelsagentschapsovereenkomst kunnen agenten mogelijk niet alleen goodwillvergoeding, maar ook schadevergoeding claimen. Het Europees Hof van Justitie heeft geoordeeld dat EU-lidstaten naast goodwill schadevergoedingen mogen toestaan, op voorwaarde dat de vordering tot schadevergoeding betrekking heeft op een ander onderwerp dan datgene wat al gedekt is door de goodwillvergoeding. Vanuit Nederlands perspectief, is dit goed nieuws voor handelsagenten die te maken krijgen met beëindiging? Op 3 december 2015 bracht het Hof van Justitie van de EU (HJEU) zijn uitspraak uit in Quenon. De zaak werd doorverwezen door een Belgische rechtbank. Uit Quenon wordt duidelijk dat in geval van beëindiging van een handelsagentschapsovereenkomst, het EU-recht agenten de mogelijkheid biedt om meerdere wettelijke rechten volgens nationaal recht te hebben. EU-lidstaten mogen agenten toestaan om naast de bekende goodwillvergoeding schadevergoeding te eisen. Dit kan echter alleen als en voor zover deze schadevergoedingen verder gaan dan wat al door goodwill wordt gedekt. Met andere woorden: de agent mag geen dubbele vergoeding ontvangen. Ook de bewijslast lijkt ten gunste van de agent te zijn. Om aanvullende schadevergoeding te krijgen, hoeft de agent niet aan te tonen dat er een onrechtmatige daad of overtreding heeft plaatsgevonden, toe te schrijven aan de opdrachtgever, die causaal verband houdt met de vermeende aanvullende schade. De beweerde aanvullende schade moet echter anders zijn dan wat al door de goodwillvergoeding wordt gedekt. Het relevante juridisch kader is de Europese Agentuurrichlijn 86/653/EEG. De Agentuurrichtlijn heeft meerdere doelstellingen. Het streeft ernaar agenten te beschermen tegen hun opdrachtgevers, de rechtszekerheid in commerciële transacties te bevorderen en de vrij verkeer van goederen tussen EU-lidstaten te vergemakkelijken door de nationale wetgevingen te harmoniseren. In Nederland is de Agentuurrichlijn omgezet in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 7:442(1) BW stelt dat een agent recht heeft op goodwillvergoeding bij beëindiging van de agentschapsovereenkomst. Net als in België, het relevante rechtsgebied in de Quenon-zaak, hebben Nederlandse wetgevers gekozen voor een systeem van goodwillvergoeding om Europese wetgeving uit te voeren. In Nederland is het wettelijk recht op goodwillvergoeding van toepassing, ongeacht enig recht op schadevergoeding. Goodwillvergoeding is echter niet onbeperkt. Het kan nooit meer bedragen dan één jaar commissie of provisie. Goodwill wordt berekend op basis van het jaarlijkse gemiddelde tijdens de afgelopen vijf jaar (of, als het handelsagreementschapsovereenkomst niet zo lang heeft geduurd, over de gehele duur daarvan). Er kunnen vele factoren in overweging worden genomen (artikel 7:442 (2) BW). Voor zover een agent meer schade heeft geleden dan door goodwill wordt gedekt, zijn de EU-lidstaten vrij om agenten een wettelijk recht op volledige schadevergoeding toe te kennen (de gedachte hierachter is grotere bescherming voor de zwakkere partij). Volgens het Hof is dit deel van het agentrecht niet geharmoniseerd door de Agentuurrichlijn. Artikel 7:439(3) en 7:441(1) BW geven een voorbeeld van zo'n aanvullende vordering tot schadevergoeding: in geval de handelsagentschapsovereenkomst wordt beëindigd om 'dwingende redenen' en de andere partij kan voor de beëindiging worden verweten, geeft dit in principe aanleiding tot aansprakelijkheid voor schadevergoeding. Naar mijn mening laat de Nederlandse wet, naast goodwill en de bovengenoemde schadevergoeding, agenten ook andere claims voor schadevergoeding toe. De formulering van artikel 7:442(1) BW lijkt open-ended ("onverminderd enig recht op schadevergoeding"). Het Quenon-arrest lijkt deze opvatting te ondersteunen. De verduidelijking door het Hof van Justitie van de EU kan daarom van bijzonder belang zijn voor agenten die te maken krijgen met de beëindiging van hun handelsagentschapsovereenkomst. Het toekennen van schadevergoedingen bij beëindiging van een agentschapsovereenkomst mag niet leiden tot dubbele compensatie (d.w.z. het is beperkt tot zaken die nog niet door de goodwillvergoeding worden gedekt). Afgezien van die begrijpelijke beperking, blijkt uit het Quenon-arrest dat de EU-lidstaten vrij zijn om agenten te beschermen boven en buiten het niveau van bescherming dat wordt geboden door de Agentuurrichlijn. In Nederland lijkt het zo te zijn dat het Burgerlijk Wetboek al voldoende ruimte biedt voor rechters om aanvullende schadevergoedingen toe te kennen. Wij adviseren agenten om zorgvuldig na te gaan welke claims zij kunnen indienen bij de beëindiging van hun handelsagentschapsovereenkomsten. Anders kunnen zij misschien niet de volledige financiële compensatie krijgen. Bekijk onze andere bijdragen over het beëindigen van een agentschap onder Nederlands recht: - Rechten & aanspraken van de handelsagent - Rechten & aanspraken van de principaal - Hoe het best commerciële agentschapscontracten opzeggen? - Schadevergoedingen bovenop goodwill - Goodwill claimen voor bestaande klanten Vragen? Neem dan contact op met Adriaan Buyserd, één van onze gespecialiseerde advocaten in Nederland (LinkedIn).