Sinds 1 juli 2016 kan aan een bestuurder van een rechtspersoon (*1) een zogenaamd ‘civielrechtelijk bestuursverbod’ worden opgelegd. Wat houdt deze wetswijziging in?
Het komt er kort gezegd op neer dat, wanneer een bestuurder tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement van de rechtspersoon waarvan hij bestuurder is:
aan die bestuurder, op vordering van de curator of op verzoek van het openbaar ministerie, een bestuursverbod kan worden opgelegd door de rechtbank.
Als gevolg daarvan kan de bestuurder vijf jaar lang (of zoveel korter als de rechtbank heeft bepaald) geen bestuurder of commissaris van een rechtspersoon worden. Indien de bestuurder aan wie het verbod is opgelegd reeds bestuurder of commissaris van een of meer andere rechtspersonen was, geldt het bestuursverbod daar in principe ook voor, tenzij de rechtbank in haar uitspraak anders heeft bepaald.
Om er zeker van te zijn dat de bestuurder zich aan het opgelegde bestuursverbod houdt, kan de rechtbank een dwangsom opleggen.
De Kamer van Koophandel ontvangt de uitspraak waarmee de rechtbank het bestuursverbod oplegt en schrijft de betreffende bestuurder uit. Bestuursverboden worden (gedurende de termijn waarvoor zij zijn opgelegd) geregistreerd in een openbaar register bij de Kamer van Koophandel.
(*1) Een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, N.V., B.V. en/of stichting.