De in maart door de overheid ingestelde maatregelen om het coronavirus in te dammen zijn verlengd tot tenminste 28 april 2020. Ook de bouwsector heeft te lijden onder deze maatregelen en is het wachten op de eerste procedures. Zo kopte een landelijk dagblad onlangs al dat een golf van juridische procedures in de bouw in aantocht is.
Het rijk en de bouwsector hebben het protocol Samen veilig doorwerken vastgesteld om ervoor te zorgen dat bouwwerken niet stil komen te liggen en medewerkers veilig kunnen doorwerken. Toch heeft het coronavirus ook invloed op de bouwsector. Te denken valt bijvoorbeeld aan bouwmaterialen die niet of met vertraging worden geleverd of onvoldoende personeel – omdat zij vanwege overheidsmaatregelen (terecht) thuis moeten blijven – waardoor er vertraging van de bouw ontstaat. Hierdoor komen de gebruikelijke boetes in beeld (door de bril van de opdrachtgever) of de vertragingsclaims (door de bril van de aannemer).
Voor wiens rekening en risico komen vertraging en kostenverhogende omstandigheden? in dit kader bespreken wij de belangrijkste bepalingen uit de UAV 2012 en de UAV-gc 2005.
Tot op heden zijn er nog geen overheidsmaatregelen getroffen die de bouw volledig hebben stilgelegd. Sterker nog de overheid en de bouwsector hebben het protocol Samen veilig doorwerken opgesteld om ervoor te zorgen dat bouwwerken niet stil komen te liggen. Desalniettemin is het goed om de relevante bepalingen te bespreken indien de overheid alsnog mocht besluiten om een algehele “lockdown” in te stellen.
In paragraaf 6 lid 13 UAV 2012 en paragraaf 11 lid 3 UAV-gc 2005 is vastgelegd dat de gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na de dag van aanbesteding in werking treden, voor rekening van de opdrachtgever komen, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag van de aanbesteding had kunnen voorzien.
De vraag is of sprake is van een wettelijke voorschrift of beschikking van overheidswege. Momenteel adviseert de overheid werknemers zoveel mogelijk thuis te werken. Van een wettelijke voorschrift of beschikking lijkt geen sprake te zijn. Dit zou anders kunnen zijn als de overheid besluit tot (specifieke) maatregelen om de bouwsector stil te leggen, zoals ook is gebeurd in de horecasector. Zover is het echter (nog) niet.
In paragraaf 47 UAV 2012 en paragraaf 44 lid 1 sub a en c UAV-gc 2005 is de regeling omtrent kostenverhogende omstandigheden opgenomen. Onder kostenverhogende omstandigheden wordt verstaan omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen. Alsdan heeft de aannemer aanspraak op bijbetaling.
Paragraaf 47 UAV 2012 en paragraaf 44 lid 1 sub c UAV-gc 2005 worden in veel overeenkomsten echter uitgesloten. De aannemer zou dan nog een beroep kunnen doen op de wettelijke regeling van artikel 7:753 BW. Dit wetsartikel houdt een nagenoeg overeenkomstige regeling in met dien verstande dat artikel 7:753 BW eigenlijk een soepelere regeling is nu het niet om een “aanzienlijke” kostenstijging hoeft te gaan. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de specifieke situatie van de opdrachtgever en van de aannemer.
In paragraaf 8 lid 5 UAV 2012 is bepaald dat indien door overmacht niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, de aannemer recht heeft op termijnverlenging. Dit is van belang omdat in de overeenkomst vaak een boetebepaling is opgenomen, indien de aannemer het werk niet binnen de overeengekomen termijn oplevert. In paragraaf 44 lid 1 sub a en c UAV-gc 2005 is een soortgelijke regeling opgenomen.
De vraag is of er door de coronacrisis sprake is van overmacht. In sommige gevallen zou dit het geval kunnen zijn. Denk aan opdrachten die voor het ontstaan van de coronacrisis tot stand zijn gekomen. In andere gevallen is mogelijk geen sprake van overmacht omdat het coronavirus reeds was uitgebroken en de aannemer had kunnen voorzien dat dit mogelijk tot problemen zou kunnen leiden. Of hiervan sprake is, is dus afhankelijk van de specifieke situatie van de opdrachtgever en van de aannemer.
Om een en ander te bewerkstelligen zou ook nog een beroep kunnen worden gedaan op artikel 6:248 lid 2 BW. Hierin is bepaald dat een tussen partijen overeengekomen regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Voorts bepaalt artikel 6:258 lid 2 BW dat een rechter de overeenkomst kan wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Of hiervan sprake is, is steeds afhankelijk van de specifieke situatie van de opdrachtgever en van de aannemer.
Indien u als opdrachtgever of opdrachtnemer wordt geconfronteerd met een geschil verband houdende met de coronacrisis, dan is het naar gelang de omstandigheden van het geval al dan niet mogelijk een beroep te doen op de contractuele bepalingen uit de UAV 2012 en/of de UAV-gc 2005 en/of de toepasselijke wettelijke bepalingen.
Onderneem dus actie als opdrachtgever of aannemer indien…
Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere vastgoed of bouwrecht gerelateerde vragen, neem dan contact op met Jeroen Weijer, Dennis Beekhuijzen, of Philip van der Ven van de sectie Vastgoed, Bouw en Overheid.