In onze internationale samenleving komen grensoverschrijdende rechtsverhoudingen steeds vaker voor. In de praktijk kan de samenloop van nationale rechtsstelsels en internationale regelgeving leiden tot problemen. Zo kan een internationale echtscheiding behoorlijk gecompliceerd zijn. In dit artikel zal aan de hand van een casus worden ingegaan op de problematiek rondom de afwikkeling van een internationale echtscheiding.
In geval van een internationale echtscheiding speelt in eerste instantie de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is de echtscheiding uit te spreken of dat partijen hun verzoek aan een buitenlandse rechter moeten voorleggen. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de absolute en relatieve bevoegdheid van de rechter. In zaken waarbij internationale aspecten een rol spelen, dient aan de hand van zowel internationale regelgeving als nationale wetgeving vastgesteld te worden of de Nederlandse rechter bevoegd is. Daarbij is het van belang om op te merken dat er verschillende bevoegdheidsregels (kunnen) gelden voor voorlopige maatregelen, bodemgeschillen en nevenverzoeken.
Aan de hand van onderstaande casus zal de problematiek rondom de afwikkeling van een internationale echtscheiding worden verduidelijkt:
Partijen zijn in 2010 gehuwd. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en haar man de Franse nationaliteit. Tot het sluiten van het huwelijk zijn partijen in Nederland woonachtig geweest, daarna zijn ze in België gaan wonen. Uit het huwelijk is in 2012 een kind geboren te Antwerpen. Het kind heeft de Nederlandse nationaliteit. Helaas zijn er spanningen in het huwelijk gekomen en is de vrouw met het kind naar Nederland verhuisd. Zij verblijft daar nu sinds maart 2014. De man is in België in de voormalige echtelijke woning achtergebleven. De vrouw wil graag scheiden en heeft daarom een advocaat benaderd met de vraag een verzoek tot echtscheiding in te dienen. De vraag is nu of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek tot echtscheiding.
De Nederlandse rechter zal voor de vraag of hij bevoegd is van een verzoek tot echtscheiding kennis te nemen, acht moeten slaan op de EG-verordening 2201/2003 (beter bekend als: Brussel IIbis) en in voorkomende gevallen op artikel 1 tot en met 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Volgens de Brussel IIbis-verordening is de Nederlandse rechter onder meer bevoegd indien de echtgenoten beiden de Nederlandse nationaliteit hebben. In deze casus heeft echter maar één van de partijen de Nederlandse nationaliteit.
Een andere mogelijkheid is dat één of beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland heeft/hebben (of hun laatste gemeenschappelijke verblijfplaats in Nederland hadden). Dat is in de hierboven geschetste casus het geval, nu de vrouw sinds maart 2014 in Nederland woont. Hierbij wordt opgemerkt dat de term ‘gewone verblijfplaats’ niet altijd gelijkgesteld kan worden met de plaats waar iemand woont/verblijft. Een aanvullende voorwaarde die de verordening in dit geval stelt is dat de vrouw (als verzoekster) naast de Nederlandse nationaliteit ook tenminste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek in Nederland moet verblijven.
Nu we hebben vastgesteld dat de Nederlandse rechter in onze casus bevoegd is, dient vervolgens de vraag beantwoord te worden welk recht de Nederlandse rechter dient toe te passen. Artikel 10:56 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) stelt toepassing van Nederlands recht als hoofdregel voorop. Op deze hoofdregel wordt slechts onder bepaalde voorwaarden ten aanzien van echtgenoten met een gemeenschappelijke vreemde nationaliteit een uitzondering toegelaten.
Zoals eerder genoemd kunnen er verschillende bevoegdheidsregels gelden voor nevenverzoeken bij de echtscheiding, zoals de verdeling of kinder- en partneralimentatie of voor voorlopige maatregelen. Stel, de advocaat van de vrouw verzoekt in Nederland in eerste instantie voorlopige voorzieningen met betrekking tot toevertrouwing van het kind aan de vrouw en een bijdrage van de man in de kosten van het kind. Voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van het verzoek om toevertrouwing van het kind zal wederom worden gekeken naar de Brussel IIbis-verordening. Brussel IIbis biedt de Nederlandse rechter de mogelijkheid om de in haar eigen rechtstelsel bestaande voorlopige voorzieningen te treffen met betrekking tot personen die zich in Nederland bevinden, zelfs indien een andere lidstaat krachtens deze vordering bevoegd is om over de zaak te beslissen. Een vergelijkbare bepaling vindt men terug in de Alimentatieverordening, welke op het verzoek om kinderalimentatie van toepassing is. De Nederlandse rechter is dus bevoegd om kennis te nemen van de verzoeken van de vrouw.
Wat gebeurt er nu indien de man in onze casus inmiddels een echtscheidingsprocedure is gestart in België bij de rechtbank te Antwerpen en zijn verzoek eerder is ingediend dan het echtscheidingsverzoek van de vrouw in Nederland? Welke rechter is dan bevoegd? Er is dan sprake van ‘litispendentie’ (de zaak is reeds aanhangig bij een buitenlandse rechter). In een dergelijk geval bepaalt Brussel IIbis dat de Nederlandse rechter de procedure aan moet houden totdat de bevoegdheid van de Belgische rechter waar het eerdere verzoek is ingediend, vaststaat. Indien deze bevoegdheid vaststaat dient de Nederlandse rechter de zaak naar de Belgische rechter te verwijzen en kan de echtscheiding dus niet in Nederland uitgesproken worden
Bovenstaande verwijzing zou consequenties kunnen hebben voor eventuele voorlopige voorzieningen die reeds in Nederland zijn toegewezen. De Nederlandse voorlopige voorzieningen zijn namelijk niet langer van toepassing op het moment dat de Belgische rechter de maatregelen heeft genomen die hij passend acht. Het kan dus van groot belang zijn om tijdig (en in ieder geval voordat de andere echtgenoot in een ander land een procedure begint) een verzoekschrift tot echtscheiding in Nederland in te dienen.
Sommige knelpunten qua bevoegdheid en toepasselijk recht die ontstaan bij internationale echtscheidingen kunnen worden voorkomen indien echtgenoten voorafgaand aan het huwelijk, dan wel voorafgaand aan de scheiding, gezamenlijk een zogenaamde forum- en/of rechtskeuze maken en die in hun huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant vastleggen. Wel worden aan deze rechtskeuze bepaalde eisen gesteld. Ook kan een dergelijke forum- en/of rechtskeuze niet op alle rechtsgebieden worden gemaakt. Sommige zaken zijn namelijk van openbare orde.
Betreffende bovenstaande vereisten en andere vragen omtrent internationale echtscheidingen kunnen wij u uiteraard adviseren.