Technische functies kunnen enkel worden beschermd via het octrooirecht. Het merken- en modellenrecht zijn daarvoor niet geschikt: zij kennen een ‘techniekrestrictie’. Monopolies op technische oplossingen kunnen zo niet via het merken- en modellenrecht worden verkregen. Daarmee wordt beoogd technologische innovatie te bevorderen.
Maar wanneer is een model zodanig technisch bepaald, dat daarop geen geldig modelrecht kan worden verkregen? Het Europese Hof lichtte de betekenis van de techniekrestrictie in het merkenrecht al toe in haar arrest Philips / Remington. In haar arrest DOCERAM / CeramTec gaf zij voor het eerst antwoord op de vraag hoe de techniekrestrictie in het modellenrecht moet worden uitgelegd.
De zaak DOCERAM/CeramTec draait om modelrechten op lascentreerpennen, die worden geleverd aan de machine-industrie voor auto’s en textiel. DOCERAM en Ceramtec produceren en verkopen allebei lascentreerpennen in Duitsland. CeramTec vervaardigt en verkoopt lascentreerpennen in dezelfde varianten als die worden beschermd door de modelrechten van DOCERAM. DOCERAM sleept CeramTec voor de rechter wegens inbreuk op haar gemeenschapsmodellen. CeramTec vordert op haar beurt de nietigverklaring van DOCERAM’s gemeenschapsmodellen. Volgens CeramTec zijn de uiterlijke kenmerken van de lascentreerpennen uitsluitend bepaald door de technische functie daarvan. Daarmee vallen de modellen volgens haar onder de techniekrestrictie en zijn ze nietig!
In eerste aanleg stelt de Duitse rechter CeramTec in het gelijk: de modellen van DOCERAM zijn technisch bepaald en dus nietig. DOCERAM gaat in hoger beroep. Het Oberlandesgericht Düsseldorf verzoekt het Europese Hof door middel van een prejudiciële vraag om toelichting: hoe moet de techniekrestrictie in het modellenrecht precies worden uitgelegd?
In jurisprudentie en literatuur bestaan uiteenlopende standpunten met betrekking tot de uitleg van de techniekrestrictie. Hierbij staan de resultaatgerichte leer en de apparaatgerichte leer tegenover elkaar. De resultaatgerichte leer gaat ervan uit dat een model ‘uitsluitend technisch is bepaald’ als het technische resultaat niet op een andere manier kan worden bereikt. Er wordt gekeken naar alternatieve modellen. Als er alternatieve modellen zijn waarmee dezelfde technische functie als die van het betreffende model kan worden vervuld, dan is het model niet functioneel en is de techniekrestrictie niet van toepassing. Het model kan dan door het modelrecht worden beschermd.
Het Europese Hof verwerpt deze leer en sluit aan bij de apparaatgerichte leer: Deze leer gaat ervan uit dat de uiterlijke kenmerken van een model uitsluitend door een technische functie worden bepaald wanneer de noodzaak om aan een bepaalde technische functie te voldoen de enige factor is waarom de ontwerper voor een bepaald uiterlijk kenmerk heeft gekozen. Andere overwegingen, zoals visuele aspecten, hebben dan geen rol gespeeld bij de keuze van die uiterlijke kenmerken. Of er alternatieve modellen zijn, is daarbij niet doorslaggevend.
Maar hoe bepaal je nu of de uiterlijke kenmerken van een model uitsluitend door de technische functie zijn bepaald? Het Europese Hof oordeelt dat niet hoeft te worden uitgaan van de perceptie van een ‘objectieve waarnemer’, maar dat er rekening moet worden gehouden met alle relevante objectieve omstandigheden van het specifieke geval. Bij zo’n beoordeling dient bijvoorbeeld te worden gekeken naar:
Hoewel het bestaan van alternatieven niet doorslaggevend is voor de vraag of een model uitsluitend technisch bepaald is, mag er wel rekening mee worden gehouden.
Wilt u meer weten op welke manier u uw product het beste kan beschermen? Of heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan gerust contact op met Ranee van der Straaten of Floris de Vriend. Dit artikel is geschreven door Sejla Okanovic, studerend juridisch medewerker bij BANNING.