De rechtbank Limburg ontbindt desverzocht een agentuurovereenkomst wegens een ‘vertrouwensbreuk’, althans een ‘verandering van omstandigheden’. Over en weer was betoogd dat er sprake zou zijn van een ‘dringende reden’ voor ontbinding, maar die acht de rechtbank niet aanwezig. De beëindigingsvergoeding komt uit op EUR 70.000, wegens (1) de duur van de agentuur, en (2) de gerealiseerde provisie in de vijf voorafgaande jaren. Boetes voor schending van non-concurrentie en geheimhouding moeten niet bij verzoekschrift worden ingeleid, maar bij dagvaarding.
De handelsagent, AHA, was in dit geval sinds 1999 aan de slag voor haar principaal, Vossen Laboratories, een producent van agrarische en levensmiddelen. De agentuurovereenkomst bevatte onder meer een geheimhoudingsbeding en non-concurrentiebeding. Ook bevatte het een bepaling die het mogelijk maakte dat Vossen Laboratories eenzijdig mocht ontbinden, indien AHA er niet in slaagde minimaal 65% van het totale jaarlijkse verkoopbudget te realiseren.
Vertrouwensbreuk
Op 9 september 2015 stuurde de bestuurder van AHA per abuis deze e-mail naar Vossen Laboratories, die voor een andere partij was bestemd:
“Zoals gisteren afgesproken, hierbij mijn voorgestelde sommatie en gegevens/advies advocate (toegewezen via mijn rechtsbijstandverzekering AHMEA. Deze is dus (nog) niet verstuurd aan Vossen. De eerste versie is door advocate Mevrouw Brouwers “opgekuist” om de sfeer niet in 1 keer op donkerrood te zetten en definitief de oorlog te verklaren.
Recent zijn [naam business development] opgestapt uit onvrede en het met de botte bijl ageren van [naam 1] en zijn vrouw [naam 2] Tevens ben ik ( door hemzelf en zeer vertrouwelijk) geïnformeerd door [naam sales manager 1] dat hij ook bijna zeker is om op te stappen. Hij is Sales Manager Duitsland Agrarisch, heeft een teamvertegenwoordigers onder zijn hoede en heeft ook enkele ( leegstaande) rayons in Nederland. De samenwerking tussen de vertegenwoordigers onderling is minimaal ( o.a. totaal geen kennis- of resultaten uitwisseling) en hun Sales Manager [naam sales manager 2] gaat hoofdzakelijk voor eigen gewin om de grootste klanten als account te bewerken. Zijn provisie is bijna van een bankdirecteur. […]
Toch wil ik graag door [naam 3] en [naam 4] kort en inhoudelijk geïnformeerd worden. Ik heb ambitie en belang om de Vossen producten in DGC verband verder te exporteren, maar niet ten kosten van alles. Dus niet dmv het wegcijferen van mijn eigen kans op compensatie
Ik hoop dat jullie dit begrijpen. Verder met DGC is voorkeur nummer 1, maar als het moet (en dat doe ik liever niet) geef ik het op. Binnen 1 jaar moet ik me beheersen om niet verbitterd te worden door dit continue gemanipuleer van zowel Vossen als van [naam 5] .”
Vorderingen over en weer
Vossen Laboratories verzoekt ontbinding wegens dringende redenen wegens overtreding van de agentuurovereenkomst, en AHA te veroordelen tot betaling van EUR 50.000 en EUR 25.000 wegens overtreding door AHA van respectievelijk het geheimhoudingsbeding en het non-concurrentiebeding, met rente en kosten. Zij legt daaraan (tevens) een vertrouwensbreuk ten grondslag; het niet aantonen van enige verbetering nadien; en het niet halen van het verkooptarget.
AHA verzoekt daartegenover primair ontbinding op grond van een dringende reden met EUR 22.349,77 ex BTW, subsidiair ontbinding wegens verandering van omstandigheden met EUR 157.497,67 ex BTW, beide met vernietiging van het non-concurrentiebeding en kosten. AHA stelt kort samengevat dat het de schuld van Vossen Laboratories is dat zij haar verkooptarget niet heeft gehaald.
Beoordeling
Ten aanzien van het verzoek van Vossen Laboratories overweegt de rechtbank dat zij na de beweerde vertrouwensbreuk d.d. 9 september 2015 geen onmiddellijke actie ondernam. Zij heeft AHA daarentegen ruimte geboden voor verbetering en overleg. Pas 5 maanden later volgde een ontbindingsverzoek. Dat levert geen ‘dringende reden’ meer op, als grondslag voor ontbinding (artikel 7:439(2) BW). Vossen Laboratories meende daarnaast dat het niet halen van het verkooptarget ook een ‘dringende reden’ opleverde, maar verzuimde dit standpunt deugdelijk te onderbouwen, aldus de rechtbank. Ten aanzien van de boetes wegens overtreding van geheimhouding en non-concurrentie, stelt de rechtbank vast dat deze vorderingen bij dagvaarding hadden moeten worden ingeleid, niet bij verzoekschrift. Dit is echter niet fataal, omdat de procedure in een andere stand kan worden voortgezet, wat dan ook gebeurt (artikel 69 Rv).
Ten aanzien van het verzoek van AHA overweegt de rechtbank dat partijen het erover eens zijn dat de agentuurovereenkomst moet worden ontbonden. Echter ook AHA slaagt er niet in de rechtbank ervan te overtuigen dat Vossen Laboratories zich zo contraproductief heeft opgesteld bij de samenwerking, dat een ‘dringende reden’ bestond voor ontbinding (artikel 7:440(1)(a) BW), zodat de rechtbank ontbindt op grond van veranderende omstandigheden (artikel 7:440(1)(b) BW). Voor een vergoeding conform de kantonrechtersformule is geen plaats, nu die sinds 1 juli 2015 is verlaten en de rechtbank daar in agentuurzaken ook niet aan gebonden was. De rechtbank wijst ex aequo et bono een beëindigingsvergoeding toe van EUR 70.000 ex BTW, op grond van (a) de duur van de agentuurovereenkomst en (b) de gerealiseerde provisie in de vijf voorafgaande jaren. Het doorstrepen van het non-concurrentiebeding gaat de rechtbank te ver, omdat er bij die zakelijke afspraak tussen twee rechtspersonen geen onbillijkheid is. Of de principaal “geen zin heeft” in exportactiviteiten, zoals AHA had gesteld, is onvoldoende om af te zien van het non-concurrentiebeding.
Commentaar
Iedere partij mag de kantonrechter verzoeken de agentuur te ontbinden op grond van: (1) een ‘dringende reden’ (artikel 7:439(2) BW); danwel (2) verandering van omstandigheden van dien aard dat de agentuur moet worden beëindigd. In het eerste geval wordt de partij die een ‘dringende reden’ oplevert schadeplichtig, mits hem daarvan (ook) een ernstig verwijt valt te maken (arikel 7:440 BW; vgl. artikel 7:439(3) BW).
Vrijwel alles kan in theorie een ‘dringende reden’ opleveren. Het moet gaan om omstandigheden van zodanige aard dat van de partij die de overeenkomst doet eindigen, redelijkerwijs niet gevergd kan worden de overeenkomst, zelfs tijdelijk, in stand te laten (artikel 7:439(2) BW). Dit vereist stuurmanskunst van de advocaat, die voldoende feiten en omstandigheden moet stellen om de rechtbank daarvan te overtuigen. Blijkens deze uitspraak slaagde geen van beide partijen daarin.
Ook de stellingen rondom het terzijde schuiven van het non-concurrentiebeding blijken onvoldoende. Aan de andere zijde zijn vorderingen ingesteld die niet bij de kantonrechter thuishoren, maar bij de rechtbank. Gelukkig voor Vossen Laboratories is de rechter bereid dat deel van de procedure in een andere stand voort te zetten (artikel 69 Rv).
De schadeplichtige partij, of dat nu de principaal is of de handelsagent, is aan zijn wederpartij een som verschuldigd gelijk aan de beloning over de tijd dat de agentuurovereenkomst bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Daarbij wordt rekening gehouden met de in de voorafgaande tijd verdiende provisie en met alle andere ter zake in acht te nemen factoren (artikel 7:441(1) BW). De rechtbank krijgt evenwel veel vrijheid. Zij is bevoegd deze som te verminderen, indien zij hem met het oog op de omstandigheden te hoog voorkomt (artikel 7:441(2) BW). Dit maakt dat de uiteindelijke beëindigingsvergoeding in de praktijk lastig is te voorspellen.
Meer weten over beëindiging van een agentuurovereenkomst?
Lees onze eerdere bijdragen over dit onderwerp (1, 2, 3, 4 en 5).
Op de hoogte blijven?
Download hier onze eBooks en nieuwsbrieven. Meer weten over agentuur? Mail vrijblijvend met een in agentuur gespecialiseerde advocaat, Adriaan Buyserd (Contact, LinkedIn)