Een ontslag op staande voet wegens het opeten van producten van de baas komt met enige regelmaat voor. In het verleden is wisselend geoordeeld over dergelijke ontslagen. Zo hield een ontslag op staande voet wegens het opeten van een retour gekomen zakje cashewnoten geen stand, maar een ontslag wegens het opeten van overgebleven pinda’s wél. Beide zaken speelden bij dezelfde werkgever, een cateringbedrijf in de luchtvaart. Recent werd een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangenomen in een zaak waarin de werknemer blikjes cola uit het magazijn nam en opdronk.
De variëteit in de rechtspraak, is veelal te wijten aan de omstandigheden van het geval. Die spelen bij elk ontslag op staande voet een belangrijke rol. Voert de werkgever een duidelijk anti-diefstalbeleid? Is de werknemer daar mee bekend en wordt dit beleid strikt gehandhaafd? Hoe lang is iemand in dienst en wat zijn de persoonlijke omstandigheden? Dat de weggenomen en opgegeten producten vaak een geringe waarde hebben, speelt een veel minder grote rol.
In een uitspraak uit mei 2013 kwam wederom een ontslag op staande voet wegens het opeten van producten van de werkgever aan de orde. Op camerabeelden had een supermarkteigenaar gezien dat een werkneemster een stuk appeltaart afsneed en voor zichzelf “reserveerde”. Ook was gebleken (grotendeels via camerabeelden) dat de werkneemster de punt appeltaart, een muffin, een half pecanbroodje, appelflappen en een heel stokbrood had opgegeten. In de huisregels van de supermarkt was onder meer opgenomen dat er een “zero tolerance beleid” werd gevoerd ten aanzien van diefstal en fraude. De werkneemster kende die huisregels en was in het verleden al eens gewaarschuwd omdat zij kauwgum opat die ze nog niet had afgerekend. De supermarkt ontslaat de werkneemster op staande voet.
De werkneemster stelt dat zij de producten enkel proefde om te controleren of deze geschikt waren voor proeverijen en verkoop aan klanten. Daarnaast beroept werkneemster zich op een bedrijfscultuur waarin personeelsleden vaker producten proeven en eten.
Haar verweer is tevergeefs. Het ontslag op staande voet houdt stand. De rechter oordeelt dat werkneemster haar controlerende taken te buiten is gegaan. Haar handelen ging veel verder dan proeven alleen. Daardoor faalt ook werkneemsters beroep op een “bedrijfscultuur”. Het verwijt is immers niet dat werkneemster van tijd tot tijd iets van de voor proeverijen bestemde etenswaren pakt. Werkneemster heeft producten apart gehouden om later op te eten en nam bovendien meer dan één hap. Tot slot had werkneemster op basis van de huisregels kunnen weten dat haar baas zelfs het allerkleinste vergrijp zeer serieus opvat, zoals ook al was gebleken uit de waarschuwing met betrekking tot de kauwgom.
Uit de rechtspraak rondom het opeten van voedsel van de baas blijkt wel: het ene eten is het andere niet. Of in dit soort kwesties sprake is van een dringende reden voor ontslag, hangt af van vele omstandigheden. Aan de zijde van werkgever is in ieder geval van belang dat sprake is van een duidelijk en strikt gehandhaafd beleid, waarbij geen ruimte wordt gelaten voor het ontstaan van een “bedrijfscultuur” waarin werknemers de regels ontduiken. Dat laatste kan een werkgever die een werknemer op staande voet ontslaat wegens overtreding van die regels – zo blijkt uit andere uitspraken – duur komen te staan.