Skip to Content

Europese Hof van Justitie: stand op een beurs aan te merken als verkoopruimte?

Blogs Corporate/M&A

Voor consumenten is het belangrijk te weten wat hun rechten zijn wanneer zij buiten een winkel (of verkoopruimte) iets kopen. Consumenten die buiten een verkoopruimte kopen hebben namelijk meer rechten dan wanneer zij in de winkel iets kopen. In deze blog wordt een recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie besproken die meer duiding geeft wat onder het begrip verkoopruimte moet worden verstaan.

1. Wettelijk kader

Ter implementatie van de Europese Richtlijn consumentenrechten is in het Burgerlijk Wetboek (BW) afdeling 6.5.2b opgenomen, die gaat over overeenkomsten tussen handelaren en consumenten. Een aantal van de bepalingen van deze afdeling heeft betrekking op overeenkomsten buiten de verkoopruimte, waarbij de consument zich verplicht om meer te betalen dan 50 euro. Welke gevolgen verbindt de wet aan overeenkomsten buiten een verkoopruimte? Ten eerste gelden in dat geval voor de handelaar bepaalde informatieverplichtingen. Ten tweede heeft de consument in dat geval het recht om de overeenkomst te ontbinden. Dat recht heeft de consument doorgaans niet als hij een overeenkomst in de verkoopruimte van de handelaar sluit. Er zijn uitzonderingen op deze regel, zoals een timesharing overeenkomst, ten aanzien waarvan de wet bepaalt dat zij door de consument kan worden ontbonden. Zie art. 7:50d BW. Op deze uitzonderingen ga ik hier niet verder in.

2. Informatieverplichtingen

Als een overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst buiten een verkoopruimte, dan is de handelaar wettelijk verplicht aan de consument de informatie opgesomd in art. 6:230m BW te verstrekken. Deze informatie moet worden verstrekt voordat de overeenkomst wordt gesloten, zodat de consument in staat is om een goed geïnformeerd besluit over de overeenkomst te nemen. De wet schrijft voor dat de informatie schriftelijk of op een duurzame drager aan de consument wordt verstrekt, zodat hij die informatie kan opslaan voor latere raadpleging en kan reproduceren. Waarover moet zoal informatie worden verstrekt? Art. 6:230m BW bevat een hele waslijst aan te verstrekken informatie, zoals een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de zaken of de diensten, de identiteit van de handelaar, zijn geografisch adres, zijn e-mailadres, zijn telefoonnummer, de duur van de overeenkomst enzovoorts.

3. Recht van ontbinding

Wordt een overeenkomst buiten de verkoopruimte van de handelaar gesloten, dan heeft de consument op grond van art. 6:230o BW het recht om de overeenkomst zonder opgave van redenen te ontbinden. De handelaar dient hem over dit recht voor het sluiten van de overeenkomst te informeren. De ontbindingstermijn bedraagt veertien dagen. De termijn vangt aan na ontvangst van de zaak of na het sluiten van de overeenkomst tot het verrichten van diensten. De wet regelt de gevolgen van de ontbinding, zoals terugbetaling van de koopprijs, kosten van retourzending enzovoorts. Er zijn wettelijke uitzonderingen op een recht op ontbinding, zoals de verkoop van bederfelijke waren. Zie art. 6:230p BW. Op deze uitzonderingen ga ik hier niet verder in.

4. Wat is een verkoopruimte?

Een winkel is een verkoopruimte. Een marktplaats ook. Hetzelfde geldt voor een rijdende winkelwagen, zoals een SRV-wagen. Maar er is ook een grijs gebied. Is een stand op een beurs een verkoopruimte? En wat als je een elektronica zaak binnenloopt en daar wordt benaderd door een persoon die je namens een energiebedrijf een aanbod doet? De wettelijke definitie van de term ‘verkoopruimte’ in art. 6:230g BW geeft geen antwoord op de vraag als het gaat om dit grijze gebied.

5. Het Europese Hof van Justitie

Aan het Europese Hof van Justitie is door de Duitse rechter de vraag voorgelegd of een stand van een handelaar op een beurs, waarop deze gedurende enkele dagen per jaar zijn activiteiten uitvoert, moet worden opgevat als een verkoopruimte in de zin van de Europese Richtlijn consumentenrechten. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 7 augustus jl. deze vraag beantwoord. Het Hof van Justitie oordeelt dat voor de beantwoording van deze vraag doorslaggevend is hoe de gemiddelde consument de situatie ervaart. Als de gemiddelde consument in het licht van alle omstandigheden en met name de uiterlijke verschijningsvorm van deze stand op de beurs en de informatie in de ruimten waar de beurs wordt gehouden, redelijkerwijs kon verwachten dat die handelaar er zijn activiteiten uitvoert en hem aanspreekt om een overeenkomst te sluiten, is er sprake van een verkoopruimte. Het gaat derhalve eigenlijk om de vraag of de gemiddelde consument onder de omstandigheden verrast kan worden door een aanbod voor het sluiten van de overeenkomst. Het is aan de nationale rechter om vast te stellen of deze vraag ontkennend of bevestigend moet worden beantwoord.

6. Voorbeelden

Hoe zou het arrest van het Hof van Justitie kunnen uitpakken in andere gevallen? Ik geef een paar voorbeelden.

Voorbeeld 1: Verkoop aan de deur
Als een handelaar zijn producten of diensten aan de deur verkoopt, sluit hij een overeenkomst buiten een verkoopruimte. Hij moet voldoen aan zijn informatieverplichtingen en de consument heeft doorgaans een recht op ontbinding.

Voorbeeld 2: Beurs
Een consument die naar een huishoudbeurs gaat, kan redelijkerwijs verwachten dat hij daar wordt aangesproken door verkopers van huishoudartikelen om hun product te kopen. Maar wat als hij wordt aangesproken door een verkoper van luxe jachten om een jacht te kopen? Ik ben van oordeel dat de gemiddelde bezoeker van een huishoudbeurs daardoor verrast zou worden en dat in dat geval sprake is van een overeenkomst buiten verkoopruimte. Een bezoeker van Tefaf te Maastricht zal niet verrast zijn als hij wordt aangesproken door een kunsthandelaar om een kunstobject te kopen, maar wel als hij wordt aangesproken door een handelaar in campers om een camper te kopen. Het is in het licht van het arrest van het Hof van Justitie verdedigbaar dat de koopovereenkomst met de kunsthandelaar onder deze omstandigheden als een overeenkomst in een verkoopruimte van de handelaar wordt opgevat, terwijl de koopovereenkomst met de camperverkoper onder dezelfde omstandigheden wordt beschouwd als een overeenkomst buiten een verkoopruimte.

Voorbeeld 3: In-shop verkoop
De gemiddelde consument die een winkel betreedt zal niet verrast zijn als hem door de winkelier of een van zijn medewerkers een aanbod wordt gedaan wat betreft een product dat hij mag verwachten in de winkel aan te treffen. Hij zal wel verrast zijn als hij in de winkel benaderd wordt door de leverancier van een ander product of een andere dienst dan de producten of de diensten die de eigenaar van de winkel voert. In een schoenenzaak verwacht de gemiddelde consument schoenen, geen auto’s. In een elektronicazaak verwacht hij een aanbod wat betreft elektronica, geen aanbod wat betreft de levering van energie. De autohandelaar in een schoenenwinkel zal doorgaans buiten zijn verkoopruimte verkopen. Hetzelfde geldt voor een energieleverancier in een elektronicawinkel.

7. Slot

De handelaar die buiten zijn verkoopruimte overeenkomsten sluit met consumenten, zal rekening moeten houden met de gevolgen die de wet daaraan verbindt. Hij zal moeten onderzoeken welke informatieverplichtingen er op hem rusten en hoe hij aan deze verplichtingen kan voldoen. Voldoet hij niet aan zijn wettelijke informatieverplichtingen, dan loopt hij het risico aangesproken te worden door de Autoriteit Consument en Markt. Bovendien zal in dat geval de ontbindingstermijn voor de consument langer zijn. Bovendien doet de handelaar er verstandig aan te onderzoeken of de consument het recht heeft om de overeenkomst te ontbinden, welke gevolgen de wet verbindt aan een ontbinding en welke afspraken hij met de consument kan maken of moet maken om zijn rechtspositie te waarborgen.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Rob van Esch.