Kennisbank

Forse boetes in bierkartel houden geen stand

Geschreven door Admin | 5-nov-2011 4:00:00

De Europese Commissie (‘Commissie’) heeft in 2007 de Nederlandse bierbrouwers Heineken, Bavaria en Grolsch beboet wegens deelname aan een kartel op de Nederlandse biermarkt. In totaal werd voor een bedrag van EUR 273 miljoen aan boetes opgelegd. Het Gerecht van Eerste Aanleg (‘het Gerecht’) heeft haar licht inmiddels laten schijnen over de zaak. Voor Heineken en Bavaria zijn de boetes in beroep verlaagd. De boete die aan Grolsch was opgelegd, is vernietigd.  

Voorgeschiedenis

De vier grootste bierbrouwers (InBev, Heineken, Bavaria en Grolsch) van Nederland zouden volgens de Commissie van 27 februari 1996 tot en met 3 november 1999 hebben deelgenomen aan een kartel op de Nederlandse biermarkt. InBev koos in 2000 eieren voor haar geld en lichtte de Commissie in. InBev legde een reeks verklaringen af nadat de Commissie in 1999 haar onderzoek startte. Als gevolg hiervan kreeg InBev 100% boete-immuniteit vanwege haar clementieaanvraag.

Volgens de Commissie bestond het kartel uit een reeks multilaterale, niet-officiële bijeenkomsten van de vier grootste spelers op de biermarkt, die in de betreffende periode plaatsvonden. Daarnaast hebben aanvullende bilaterale bijeenkomsten plaatsgevonden waaraan dezelfde brouwers deelnamen in wisselende combinaties. Tijdens de bijeenkomsten werden prijzen en prijsverhogingen gecoördineerd voor zowel het horeca- als het thuisverbruikersegment. Ook werden commerciële voorwaarden voor individuele afnemers gecoördineerd en werd overleg gevoerd over toewijzing van afnemers. De Commissie baseerde het bewijs van deze inbreuk met name op de clementieverklaring van InBev. Daarnaast gebruikte zij hiervoor interne documentatie van de bierbrouwers. Denk daarbij aan handgeschreven notities van bijeenkomsten, kostendeclaraties en kopieën van agenda’s.

Recente arresten

Heineken, Bavaria en Grolsch gingen in beroep tegen de beschikking van de Commissie. De arresten van het Gerecht verschenen in juni [1] en september[2] van dit jaar. Voor alle drie de bierbrouwers heeft het beroep positief uitgepakt: de boetes voor Heineken en Bavaria zijn aanzienlijk verlaagd, de boete die aan Grolsch werd opgelegd, is vernietigd.

Heineken en Bavaria 

In beroep stelden Heineken en Bavaria zich met succes op het standpunt dat de Commissie de redelijke termijn had overschreden vanwege de lange duur van de administratieve procedure. De administratieve procedure had in totaal 85(!) maanden geduurd. De Commissie had in haar beschikking rekening gehouden met deze lange duur en kende de brouwers reeds EUR 100.000,- boetevermindering toe. Het Gerecht stelde zich op het standpunt dat dit niet voldoende was om de overschrijding van de redelijke termijn op adequate wijze te corrigeren. Het Gerecht kende om die reden een boetevermindering van 5% toe. Daarnaast wordt het basisbedrag bijgesteld. Voor Bavaria betekent dit dat de boete van EUR 22.850.000,- wordt verlaagd naar EUR 20.712.375,- Heineken had aanvankelijk een boete opgelegd gekregen van EUR 219.280.000,- Na de uitspraak van het Gerecht blijft hier nog EUR 198.000.000,- van over. Ondanks de boeteverlaging hebben Bavaria en Heineken beroep ingesteld tegen het arrest van het Gerecht.

Grolsch 

Aan Grolsch is door de Commissie een boete van EUR 31.658.000,- opgelegd. Door de Commissie werd Koninklijke Grolsch NV verantwoordelijk gehouden voor de inbreuk die in feite door haar dochteronderneming Grolsche bierbrouwerij Nederland is gepleegd. Grolsch betoogt dat slechts medewerkers van Grolsche bierbrouwerij Nederland hebben deelgenomen aan de bijeenkomsten. De beschikking was echter slechts gericht aan Koninklijke Grolsch. Daarnaast heeft de Commissie niet gemotiveerd waar zij Koninklijke Grolsch aansprakelijk stelt voor het gedrag van haar dochteronderneming. Hierdoor is het Gerecht niet in staat gesteld haar toezicht uit te oefenen. Het Gerecht vernietigt het deel van de beschikking van de Commissie dat is gericht aan Koninklijke Grolsch, hierdoor komt de boete die aanvankelijk was opgelegd te vervallen.

[1] GvEA 16 juni 2011, zaak T-240/07, Heineken Nederland B.V., Heineken N.V. / Commissie en GvEA 16 juni 2011, zaak T-253/07, Bavaria N.V. / Commissie.

[2] GvEA 15 september 2011, zaak T-234/07, Grolsch N.V. / Commissie.