Een grondroerder die door graafwerkzaamheden een stroomstoring veroorzaakt kan door de netbeheerder aansprakelijk worden gesteld voor de aan de aangeslotenen op het net verschuldigde compensatievergoeding.
Gerechtshof Arnhem 16 maart 2010, LJN BL8028
In deze zaak gaat het om het volgende. Bouwcombinatie heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van de Betuweroute in de gemeente Tiel. In opdracht van Bouwcombinatie heeft een aannemingsbedrijf op deze locatie graafwerkzaamheden verricht. Daarbij heeft Bouwcombinatie een kabelbed beschadigd. Dit heeft geleid tot een grootschalige stroomstoring. De storing duurde van 13.51 uur tot 21.15 uur op 19 augustus 2002. Voorafgaand aan de werkzaamheden heeft Bouwcombinatie informatie opgevraagd over de kabels en leidingen die aanwezig zijn in het perceel bij Kabel- en Leiding Informatie Centrum (KLIC-melding).
In artikel 31 aanhef en onder f van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat netbeheerders moeten voldoen aan kwaliteitsnormen en dat bij niet naleving daarvan adequate compensatie moet worden geboden. Deze compensatieregeling is uitgewerkt in de NetCode. In de artikelen 6.3.1 en 6.3.2 staat dat de netbeheerder aan de aangeslotenen op het net een compensatievergoeding dient te betalen, indien de transportdienst langer dan vier uur wordt onderbroken als gevolg van een storing. Deze bepaling strekt ertoe een prikkel te geven aan de netbeheerder om de netten goed te onderhouden en een adequate organisatie voor het herstel bij een onderbreking. Het gaat niet om een schadevergoeding aan de afnemer. De Gaswet kent een soortgelijke bepaling.
Netbeheerder Liander heeft aan 2776 adressen een compensatievergoeding gedaan in verband met de onderbreking van de stroomtoevoer. Het gaat om een totaalbedrag van € 129.290,- Liander vordert schadevergoeding jegens Bouwcombinatie, waaronder de herstelkosten en de compensatievergoedingen.
De rechtbank wijst deze vordering niet toe en overweegt daarbij als volgt. Het is Liander niet gelukt om de stroomvoorziening binnen vier uur weer op orde te krijgen. De compensatievergoedingen vormen op zichzelf schade in de zin van artikel 6:95 BW. De termijn van vier uur is opgenomen in de NetCode zodat de netbeheerder geprikkeld wordt zijn organisatie adequaat in te richten. De rechtbank gaat ervan uit dat hier geen sprake van is, omdat Liander niet in staat is geweest binnen vier uur de stroomvoorziening te herstellen. De compensatievergoeding staat niet in zodanig verband dat zij als gevolg daarvan kan worden toegerekend aan Bouwcombinatie op grond van artikel 6:98 BW.
Niet in geschil is dat Liander geen compensatievergoedingen verschuldigd zou zijn geweest indien de kabels bij de graafwerkzaamheden niet zouden zijn beschadigd door Bouwcombinatie. Het causaal verband tussen de kabelbeschadiging en de stroomstoring die daarop volgde, staat hiermee vast. Het Hof is van oordeel dat de schade, in de vorm van betaalde compensatievergoedingen, aan de schadeveroorzaker kan worden toegerekend. Het Hof rekent de schade dan ook toe aan Bouwcombinatie.
Er kan niet zonder meer worden aangenomen dat de compensatievergoedingen het gevolg zijn van een niet adequate organisatie van Liander en dat haar om die reden de kabelbeschadiging zou kunnen worden toegerekend.
In de praktijk kan het wel/niet uitkeren van de (wettelijk verankerde) compensatievergoeding een punt van discussie zijn. Er zijn verzekeraars die zich op het standpunt stellen dat de compensatievergoeding geen schadepost kan zijn omdat er een wettelijk plicht bestaat voor de netbeheerder om uit te keren in gevallen waarin een stroomstoring langer duurt dan vier uur. Dit staat los van de vraag wie de schade heeft veroorzaakt waar de stroomstoring het gevolg van is. Het gaat erom hoe de netbeheerder er vervolgens mee omgaat. Uit de uitspraak van het Hof Arnhem blijkt echter dat wel rekening gehouden moet worden met de vraag wie de schade heeft veroorzaakt waar de stroomstoring het gevolg van is. Dit is een welkome ontwikkeling.
Uit de feiten in deze zaak blijkt niet dat naast de herstelkosten en de compensatievergoeding ook aanvullende schadeposten zijn meegenomen. Dit is echter wel mogelijk. Aanvullende schadeposten kunnen zijn administratieve kosten die gemoeid zijn met het uitkeren van de compensatievergoedingen. Aanknopingspunten hiervoor kunnen gevonden worden in al wat oudere uitspraken van de Hoge Raad (het hoogste rechtscollege in Nederland). Daaruit blijkt dat het vaset jurisprudentie is dat arbeidskosten (en daarmee samenhangende administratiekosten) in aanmerking kunnen komen voor schadevergoeding. Zie in dit verband de uitspraken van de Hoge Raad (HR) van 16 juni 1961, VR 1961, nr. 73 en HR 19 december 1975, NJ 1976, 280, waarin de HR als volgt overweegt:
“(..) dat echter, eenmaal aangenomen dat de kosten van de maatregelen waar het hier om gaat als door het verkeersongeval veroorzaakte schade op de schuldige aan dat ongeval kunnen worden verhaald, niet valt in te zien waarom de rechtstreeks met maatregelen samenhangende administratiekosten als hier bedoeld niet meeberekend zouden mogen worden.”