Sinds 1 maart 2009 moeten scheidende echtelieden met kinderen een ouderschapsplan bij het verzoekschrift tot echtscheiding overleggen. Op grond van de wet moeten in het ouderschapsplan in ieder geval afspraken worden opgenomen over de wijze waarop de zorg- en opvoedingstaken worden verdeeld (zorgregeling), de wijze waarop ouders informatie over hun kinderen uitwisselen en elkaar raadplegen over gewichtige aangelegenheden en over kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Voorts moet in het verzoekschrift om echtscheiding te worden vermeld over welke van de gevraagde voorzieningen voor de kinderen overeenstemming is bereikt en over welke gevraagde voorzieningen tussen de ouders verschil van mening bestaat. Verder moet het verzoekschrift aangeven op welke wijze de kinderen bij de totstandkoming van het ouderschapsplan betrokken zijn. Bij het ontbreken van het ouderschapsplan en/of voornoemde informatie loopt de verzoeker het risico door de rechtbank niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het is bekend dat theorie en praktijk vaak niet hand in hand gaan. De praktijk werd na de invoering van artikel 815 Rv nieuw met een hoop vragen geconfronteerd. Wat moet er nu gebeuren wanneer er geen ouderschapsplan kan worden overgelegd omdat één van de ouders weigert aan het opstellen van het plan mee te werken? Dient er bij een verzoek om echtscheiding na scheiding van tafel en bed alsnog een ouderschapsplan te worden overgelegd? Kun je het ouderschapsplan in een echtscheidingsconvenant verwerken of moet het bij de rechtbank als apart een document worden ingediend? Het risico om niet-ontvankelijk te worden verklaard moet immers te allen tijden worden vermeden.
Inmiddels is na de wetswijziging een half jaar verstreken en zijn de eerste uitspraken verschenen die gaan over de ontvankelijkheid van een echtscheidingsverzoek in het geval er geen (volledig) ouderschapsplan is overgelegd. In dit artikel zal een aantal van de tot nu gepubliceerde uitspraken kort worden uitgewerkt. Allereerst worden de uitspraken behandeld waarin wel een ouderschapsplan bij het echtscheidingsverzoek is overgelegd. Voorts komen de uitspraken aan bod waarbij geen ouderschapsplan is overgelegd.
Het verzoekschrift bevat een ouderschapsplan
In de beschikking die de rechtbank Utrecht op 02 september 2009 (LJN: BJ6694) wijst, legt de vrouw bij het echtscheidingsverzoek een door haar eenzijdig opgesteld ouderschapsplan over. Zij stelt dat partijen over de inhoud van dat plan mondeling overeenstemming hadden bereikt. Tijdens de zitting blijkt echter niets minder waar. Over de basisvereisten van het ouderschapsplan (zoals hierboven genoemd) bestond tussen partijen helemaal geen overeenstemming. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 815 Rv. Omdat partijen gedurende de zitting niet tot overeenstemming over de inhoud van het ouderschapsplan komen, ziet de rechtbank zich in het belang van de kinderen genoodzaakt zelf in een ouderschapsregeling te voorzien. Het echtscheidingsverzoek van de vrouw wordt daardoor alsnog ontvankelijk verklaard.
In de zaak die speelde bij de rechtbank Utrecht, waarin op 14 oktober 2009 beschikking is gewezen (LJN: BK0439) is de behandeling van de zaak aangehouden omdat de kinderen niet op een passende wijze bij de totstandkoming van het plan betrokken zijn. Uit het ouderschapsplan is niet af te leiden op welke wijze de kinderen bij het opstellen van het plan betrokken zijn. Voorts verklaren de kinderen bij de rechter dat zij alleen de definitieve versie van het ouderschapsplan hadden gezien. Bovendien zijn de twee oudsten het met de gemaakte afspraken niet eens. De rechtbank oordeelt daarom dat verzoekers niet aan de eisen van de wet voldoen. Reden daarvoor is gelegen in het visie van de rechtbank dat artikel 815 Rv een formeel en een materieel vereiste bevat. Het formele vereiste houdt in dat verzoekers dienen te vermelden op welke wijze de kinderen bij het opstellen van het ouderschapsplan zijn betrokken. Het materiële vereiste brengt met zich mee dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkeling, in de praktijk bij de totstandkoming van het ouderschapsplan moeten worden betrokken. Dat houdt niet in dat de ouders verplicht zijn de wensen van de kinderen te volgen, maar dat zij deze wensen wel bij de invulling van het ouderschapsplan dienen te betrekken. De rechtbank houdt de procedure aan: verzoekers moeten dus alsnog met hun kinderen in overleg, alvorens het verzoek tot echtscheiding door de rechtbank ontvankelijk kan worden verklaard.
De rechtbank Rotterdam verklaart een vrouw in haar verzoek tot echtscheiding op 17 juli 2009 (LJN: BK1422) niet-ontvankelijkomdat het bij het verzoekschrift overgelegde ouderschapsplan niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Het ouderschapsplan verwoordt alleen de visie van de vrouw over de verzorging en opvoeding van het kind na de echtscheiding. De man is met de visie van de vrouw niet eens. Bovendien heeft de vrouw de jongste zoon van partijen niet bij de invulling van het plan betrokken.
Het verzoekschrift bevat geen ouderschapsplan
Partijen dienen een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding in. Daarbij leggen zij een echtscheidingsconvenant over. Een separaat ouderschapsplan ontbreekt. De rechtbank Roermond verklaart partijen op 14 oktober 2009 (LJN: BK0073) ontvankelijk in hun verzoek tot echtscheiding omdat de voor het kind verplicht te maken afspraken in het echtscheidingsconvenant zijn vastgelegd.
Bij het verzoekschrift tot echtscheiding legt de vrouw geen ouderschapsplan over. Zij stelt dat partijen niet in staat zijn te communiceren over de inhoud van het plan, waardoor zij geen ouderschapsplan kan indienen. Voorts doet de vrouw aangifte tegen de man van huisvredebreuk. De man heeft vanwege deze huisvredebreuk en huiselijk geweld een huisverbod opgelegd gekregen. De man woont de mondelinge behandeling van de zaak niet bij en voert verder geen verweer. De rechtbank Utrechtconcludeert op 11 november 2009 (LJN: BK3265) – hoewel niet aan de wettelijke vereisten wordt voldaan - dat partijen op dusdanig gespannen voet met elkaar leven dat van hen niet kan worden verwacht een ouderschapsplan over te leggen. Op grond van artikel 815 lid 6 Rv voorziet de rechtbank in het ouderschapsplan.
Voorts is het niet noodzakelijk – zo oordeelt de rechtbank Utrechtin haar beslissing van 30 september 2009 (LJN: BJ9612) – een ouderschapsplan te overleggen wanneer een juridische vader geen rol van betekenis in het leven van het kind vervult.
Conclusie
De wijze waarop de rechtbank met het ouderschapsplan in het kader van de ontvankelijkheidsvraag om gaat is niet eenduidig. Het valt op dat de rechtbank Utrecht bij problemen over de ontvankelijksheidsvraag in het kader van het ouderschapsplan zelf voorziet in het ouderschapsplan of de behandeling van het verzoek aanhoudt. Dit in tegenstelling tot de rechtbank Rotterdam in de zaak waarin mevrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat laatste lijkt mij erg rigoureus. Wanneer partijen samen niet in staat zijn een ouderschapsplan op te stellen, dan is het juist de rechtbank die partijen daarin moeten begeleiden. Geen der partijen schiet er wat mee op wanneer de vrouw simpelweg in haar verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat lijkt mij ook niet de bedoeling van de wetgever. Bovendien is het niet logisch en verstandig een kind bij het opstellen van een ouderschapsplan te betrekken wanneer de ouders over de uitgangspunten van het plan geen overeenstemming hebben. Ik neem aan dat de uitspraak van de rechtbank Rotterdam een uitzondering c.q. bijzonder geval is.
Hoe het een en ander ook zij, geconstateerd kan worden dat de praktijk nog druk stoeit met de wijze waarop het ouderschapsplan moet worden ingevuld en overgelegd. De tijd zal het echter leren.