In een faillissement zijn handelscrediteuren vaak de klos; zij hebben een hoge vordering, maar moeten achteraan sluiten in de rij van schuldeisers van de failliet. Als zich in de ogen van de schuldeiser onregelmatigheden hebben voorgedaan voor de datum van het faillissement, dan kan het voor de schuldeiser van groot belang zijn om inzage te verkrijgen in bijvoorbeeld de administratie van de failliet. Het is de vraag of schuldeisers zich tot de curator kunnen wenden met een verzoek tot inzage in de administratie van failliet en of de curator aan dat verzoek moet voldoen.
In deze moderne tijd is openheid van zaken een groot goed geworden. Leidt die constatering tot de conclusie dat ook in faillissement een curator inzage moet geven in de administratie?
Uit de praktijkregels die de beroepsvereniging voor curatoren (INSOLAD) heeft opgesteld, blijkt dat een curator moet streven naar transparante afwikkeling van een faillissement. Daarbij moet zoveel mogelijk openheid jegens de gefailleerde of diens bestuur, crediteuren en aandeelhouders worden betracht. Deze richtlijnen voor de curator geven dus aan dat de curator zijn taak zoveel mogelijk transparant moet uitoefenen. Hoewel door de Hoge Raad in het verleden is uitgemaakt dat een schuldeiser niet zomaar recht op informatie heeft, wordt thans in de juridische literatuur aangenomen dat dat dan ook inhoudt dat een schuldeiser informatie kan verkrijgen uit de administratie van de failliet om bijvoorbeeld de rechtmatigheid van het handelen van bestuurders van de failliet voor datum faillissement te beoordelen. Daarbij moet de curator wel rekening houden met alle andere belanghebbenden in het faillissement, zoals die van de bestuurders zelf of die van andere crediteuren.
In een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van februari 2015 is een verzoek van een schuldeiser tot openlegging van de administratie van een failliet door de curator ingewilligd. In dat geval was de curator van mening dat de bestuurders van failliet niet aansprakelijk zijn vanwege de bepalingen ter zake bestuurdersaansprakelijkheid of anderszins. Een belangrijke schuldeiser is echter een andere mening toegedaan. Die schuldeiser vordert openlegging van de administratie door de curator op grond van artikel 3:15j aanhef en onder d BW. In hoger beroep (van een in eerste aanleg gevoerd kort geding ter zake) oordeelt het hof dat de crediteur de vordering tot openlegging van de administratie voldoende concreet heeft onderbouwd en dat de crediteur rechtstreeks en voldoende belang heeft bij openlegging van die administratie. Omdat de curator zelf van mening is dat de bestuurders niet aansprakelijk kunnen worden gesteld, ziet het hof ook geen benadeling van overige schuldeisers en/of de boedel indien de administratie wordt opengelegd. De curator wordt er daarom toe veroordeeld om gedurende een aaneengesloten periode van één maand alle medewerking te verlenen aan een onderzoek door de crediteur in de volledige financiële administratie van de failliet.
Uit dit arrest van het hof kan worden afgeleid dat het een crediteur die meent een vordering te hebben op bestuurders van een gefailleerde vennootschap inzage in de administratie bij de curator kan vorderen, indien hij niet voldoende informatie heeft om die vordering te onderbouwen. Zowel in de literatuur als in de jurisprudentie komt naar voren dat een crediteur daarbij voldoende belang kan hebben en de curator in beginsel medewerking daaraan moet verlenen.
Mocht u als schuldeiser in een situatie als hiervoor omschreven verkeren en graag advies willen over uw mogelijkheden ten opzichte van het voormalig bestuur van een failliet dan wel jegens een curator, dan kunt u contact opnemen met mevrouw mr. M.W.M. Nijland-van Oorsouw of de heer mr. M.W. Steenpoorte.