Overeenkomsten komen elke dag tot stand. Vaak leggen partijen hun overeenkomst in een geschrift vast en zetten daar hun handtekening onder. Hierdoor ontstaat een onderhandse akte. Een kleiner deel van de overeenkomsten wordt neergelegd in een authentieke akte, zoals bij de levering van een onroerende zaak.
In beginsel komt de rechter een vrije bewijswaardering toe, ook voor wat betreft schriftelijke informatie. De wet verschaft echter zowel onderhandse als authentieke akten dwingende bewijskracht ten aanzien van wat er in die akte materieel, dus inhoudelijk, is opgenomen. Materiële bewijskracht houdt in dat de waarheid en juistheid van de in de akte opgenomen verklaringen voor de rechter vaststaat, behoudens tegenbewijs.
Een onderhandse akte komt dus materiële bewijskracht toe. Die materiële bewijskracht vereist concrete vaststelling van de inhoud van de akte.
Bij een B2B-contract geldt dan wat hebben partijen ten opzichte van elkaar hebben verklaard en wat zij redelijkerwijze uit elkaars verklaringen mochten afleiden.
Uit de rechtspraak volgt dat het toelaatbaar wordt geacht voor partijen om een uitlegmaatstaf contractueel vast te leggen die op hun rechtsverhouding van toepassing is. Zo hadden partijen in een zaak een vaststellingsovereenkomst opgesteld waarin, kort gezegd, werd bepaald dat de overeenkomst ‘uitsluitend grammaticaal’ moest worden uitgelegd.
Hierdoor wordt primair gekeken naar de tekst van de overeenkomst, en dat indien de tekst niet concludent is, de redelijkheid en billijkheid te hulp worden geroepen. Dit laatste om te komen tot een sluitende uitleg van de tekst. Ook andere uitlegmaatstaven zijn denkbaar.
Is de inhoud van de akte duidelijk geworden, dan heeft de wederpartij in beginsel de mogelijkheid tot het leveren van (tegen)bewijs. Welke invloed de contractueel overeengekomen uitlegmaatstaf daarop heeft, is afhankelijk van de kwalificatie van een dergelijke clausule.
Een uitlegbeding kan, zoals gezegd, allereerst beschouwd worden als een materieelrechtelijke keuze (inhoudende de uitlegmaatstaf van de overeenkomst). Het is ook mogelijk om een uitlegbeding te kwalificeren als bewijsovereenkomst. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de overeenkomst uitsluit dat er bepaald bewijs geleverd wordt betreffende feiten en omstandigheden van de rechtsverhouding van partijen of omtrent hun subjectieve bedoelingen. Men kan bijvoorbeeld denken aan uitsluiting van getuigenbewijs of bewijs betreffende de totstandkomingsgeschiedenis van de overeenkomst.
Of een uitlegbeding óók kan worden gekwalificeerd als bewijsovereenkomst, zal aankomen op uitleg van de bewoordingen die partijen hebben gekozen. Bewijs dat ziet op feiten en omstandigheden buiten de tekstuele overeenkomst komt dan noch bij de vaststelling van de dwingende bewijskracht van de akte, noch bij de tegenbewijslevering aan bod.
Aan partijen die een contractueel uitlegbeding overeen wensen te komen, valt het aan te bevelen om goed te letten op hoe zij dit beding formuleren. De aan te bevelen formulering verschilt per type clausule/overeenkomst. Zeker in het geval van een beoogde grammaticale/ objectieve uitleg, zal de tekst duidelijk moeten zijn om ervoor te zorgen dat dat beding kan slagen. Het doel van een grammaticaal of objectief uitlegbeding is immers dat geen acht wordt geslagen op andere zaken dan de tekst zelf, daarvoor moet de tekst wel duidelijk zijn en bovendien de rechtsverhouding zo compleet mogelijk regelen.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie Procedures & Geschillenbeslechting.