Kennisbank

Hoe ver reikt finale kwijting?

Geschreven door Admin | 28-jun-2018 4:00:00

Kan een werknemer, met wie een vaststellingsovereenkomst is gesloten, zich op het finale kwijtingbeding beroepen, als na einde dienstverband komt vast te staan dat werknemer werkgever schade heeft berokkend door het plegen van frauduleuze handelingen? Werknemer meende van wel. De kantonrechter en het Hof te Amsterdam beslisten anders (ECLI:NL:GHAMS:2018:1641). Werknemer heeft van 2001 tot 1 mei 2014 gewerkt voor een zorginstelling, die jeugd- en opvoedhulp biedt. Hij bekleedde de functie van Hoofd Automatisering van de ICT-afdeling.

Partijen hebben afscheid van elkaar genomen door het tekenen van een vaststellingsovereenkomst. In de overwegingen van deze overeenkomst is als grond voor beëindiging genoemd: verschil van inzicht over de wijze waarop aan de arbeidsovereenkomst uitvoering zou moeten worden gegeven. Aanleiding voor het geschil van partijen was een verschil van mening over het opstellen van een informatie-beleidsplan, waarmee de ICT-investeringen op nut en noodzaak zouden worden beoordeeld. Op basis van de vaststellingsovereenkomst is aan de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 55.000,= bruto uitgekeerd. Na het vertrek van werknemer is een interim Hoofd Automatisering aangesteld die het reilen en zeilen van de ICT-afdeling heeft onderzocht.

Op grond van zijn bevindingen is een forensisch accountant ingeschakeld om nader onderzoek te doen. Er is aangifte gedaan bij de politie. Geconstateerd is dat er sprake is geweest van verduistering in dienstverband, valsheid in geschrift en witwassen. Werknemer heeft gedurende lange tijd facturen op zijn privé-bankrekening laten betalen. Dit in verband met een korting die werknemer zou krijgen omdat hij voormalig werknemer was van Vobis. Werknemer heeft zo een bedrag van meer dan 2,2 miljoen op zijn bankrekening bij laten schrijven. Doorbetaling aan Vobis vond echter niet plaats; wel aan een ander bedrijf (Computerlap) maar slechts voor het bedrag van 2,5 ton. Van Vobis heeft de werkgever nooit producten of diensten ontvangen; van die andere onderneming wel. Werkgever is een procedure gestart en heeft op basis van onrechtmatige daad vergoeding van schade en terugbetaling van bedragen gevorderd. Werknemer heeft, zowel bij de kantonrechter als in Hoger Beroep, een beroep gedaan op het finale kwijting beding in de vaststellingsovereenkomst. Het hof overweegt onder meer als volgt:

  1. als uitgangspunt geldt dat de vaststellingsovereenkomst en het kwijtingsbeding uitgelegd dienen te worden overeenkomstig de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenaamde “Haviltex”-criterium);
  2. daarbij kan ervan worden uitgegaan dat bedoeld is afstand te doen van rechten die betrekking hebben op de onzekerheden of de geschillen die tot de vaststellingsovereenkomst aanleiding hebben gegeven, en niet op rechten en vorderingen waarvan partijen het bestaan ten tijde van aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet kenden.
  3. het hof overweegt dat niet is komen te vast te staan dat de wijze van besteding door de werknemer van ICT-gelden en de vermoedens van fraude onderwerp van bespreking zijn geweest tussen werkgever en werknemer, ten tijde van het tot stand komen van de beëindigingsovereenkomst;
  4. hetzelfde geldt voor mogelijke aansprakelijkheid van werknemer jegens werkgever, wegens fraude. Ook dat is niet benoemd als “geschilpunt”.
  5. door werkgever zijn dus geen verklaringen gedaan of gedragingen geweest, waaraan werknemer betekenis kon of mocht toekennen en mocht concluderen dat (het vermoeden van) fraude onder het bereik van het kwijtingsbeding zou vallen.
  6. de omstandigheid dat er vóór ondertekening van de vaststellingsovereenkomst wel een vermoeden van fraude was bij de werkgever (ten aanzien van de besteding van ICT-gelden en de uitgaven volgens licenties) doet daar niet aan af. Werkgever wist toen nog niet dat werknemer de fraude had gepleegd en werkgever was ook niet bekend met de omvang van de fraude.
  7. kortom, onder deze omstandigheden mocht werknemer er niet op vertrouwen dat werkgever met het kwijtingsbeding bereid was afstand te doen van haar vorderingsrechten met betrekking tot de door werknemer gepleegde fraude.

Het hof oordeelt dat de werknemer door de kantonrechter terecht is veroordeeld tot vergoeding van de geleden schade en tot terugbetaling van een bedrag waarin de beëindigingsvergoeding is verdisconteerd. Uit deze uitspraak blijkt maar weer dat de formulering van de overwegingen van partijen in de vaststellingsovereenkomst en van het kwijtingsbeding serieuze aandacht verdienen. Deze kunnen van doorslaggevende betekenis zijn in een geschil als het onderhavige. Mocht u hulp nodig hebben bij het opstellen van een vaststellingsovereenkomst, dan wel begeleiding nodig hebben bij het onderzoek naar mogelijke fraude gepleegd door een werknemer, dan kunt u contact opnemen met een van de leden van onze sectie arbeidsrecht.  

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere arbeidsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Debby Hermans  of andere leden van de sectie arbeidsrecht.