Kennisbank

Inkomstenbelastingschuld: aansprakelijkheid, verhaal en draagplicht

Geschreven door Admin | 10-jan-2010 5:00:00

De Wet Inkomstenbelasting 2001 verschaft de mogelijkheid aan fiscale partners om de inkomsten uit eigen woning (box 1), aanmerkelijk belang (box 2) en sparen en beleggen (box 3) in een onderlinge verhouding naar keuze aan hen toe te rekenen. Hierdoor komt de uit de inkomensbestanddelen voortvloeiende belastingschuld in de gekozen verhouding voor hun rekening. Zo kan men bewerkstelligen dat de belastingschuld volledig voor rekening van één van de partners komt. Zolang de belastingplichtige de schuld betaalt, is er niets aan de hand. Maar wie is er aansprakelijk voor deze schuld en bij wie kan de fiscus de schuld verhalen indien de belastingplichtige de schuld onbetaald laat?

Gemeenschap van goederen

De Wet Inkomstenbelasting 2001 schaart echtgenoten, evenals andere groepen, onder het begrip ‘fiscaal partner’. Zijn de echtgenoten in gemeenschap van goederen gehuwd, dan omvat deze gemeenschap alle goederen en schulden van ieder van de echtgenoten. In dat geval valt dus ook de belastingschuld in de gemeenschap. Een beroep op verknochtheid van deze schuld waardoor deze niet in de gemeenschap zal vallen, heeft weinig kans van slagen.

Het is bij dit onderwerp van belang drie begrippen te onderscheiden: aansprakelijkheid, verhaal en draagplicht. Aansprakelijk is hij die door de crediteur aangesproken kan worden tot het verrichten van een prestatie. Dat is iets anders dan te wiens laste de prestatie uiteindelijk dient te komen. Dat is een vraag van draagplicht. Bij verhaal gaat het om de vraag welke goederen voor betaling van de schuld kunnen worden uitgewonnen.

Stel: A en B zijn echtgenoten en in gemeenschap van goederen gehuwd. De aanslag is opgelegd aan A omdat alle inkomensbestanddelen aan hem zijn toegerekend en hij is ook aansprakelijk voor de belastingschuld. De fiscus kan de schuld verhalen op zowel de eigen goederen van A als de goederen van de gemeenschap. Bij verhaal op gemeenschapsgoederen betaalt B dus indirect mee aan deze schuld. Op grond van de wet is hij daartoe zelfs gehouden omdat het om een gemeenschapsschuld gaat en de draagplicht bij de gemeenschap berust. Worden de eigen goederen van A uitgewonnen, dan heeft A immers recht op vergoeding uit de goederen van de gemeenschap. De privégoederen van B kunnen in principe niet worden uitgewonnen.

Voor de invordering van rijksbelastingen geldt echter een speciale wet: de Invorderingswet 1990. Op grond van deze wet kan ook B aansprakelijk worden gesteld voor een gedeelte van de verschuldigde inkomstenbelasting. Dit gedeelte is evenredig aan de verhouding waarin de inkomensbestanddelen van B, die bij de vaststelling van de belastingschuld in aanmerking zijn genomen, staan tot het totaal van de inkomensbestanddelen dat tot de belastingschuld heeft geleid. Voor dit gedeelte van de schuld kunnen de privégoederen van B nu dus toch worden uitgewonnen. Dit is dus een afwijking van de hoofdregel. Gebeurt dit, dan heeft B een recht op vergoeding uit de gemeenschap omdat B anders meer zou betalen dan zijn draagplicht voorschrijft.

Echtscheiding

Na echtscheiding wordt de gemeenschap ontbonden en daardoor gelden er andere regels voor de aansprakelijkheid, verhaal en draagplicht voor de gemeenschapsschulden. Ieder van de echtgenoten blijft aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Daarnaast wordt iedere echtgenoot voor andere gemeenschapsschulden voor de helft aansprakelijk. Bedraagt de aanslag die is opgelegd aan A bijvoorbeeld € 10.000,- dan blijft A na echtscheiding voor € 10.000,- aansprakelijk en wordt B voor de helft, zijnde € 5.000,-, aansprakelijk. Verhaal is mogelijk voor 100% van de vordering op privégoederen van A (en op de goederen der gemeenschap zolang deze niet is verdeeld) en voor 50 % van de vordering op de privégoederen van B. De draagplicht berust bij ieder voor de helft.

Huwelijksvoorwaarden

Ook indien echtgenoten onder huwelijksvoorwaarden inhoudende uitsluiting van gemeenschap van goederen zijn gehuwd, kunnen zij een onderlinge verhouding kiezen waarvoor de verschillende inkomensbestanddelen aan hen worden toegerekend. Wanneer de echtgenoten ervoor kiezen alle inkomensbestanddelen toe te rekenen aan A is in principe hij alleen aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende belastingschuld. Zijn privévermogen kan dan worden uitgewonnen. Dat van B in principe niet. Echter, ook hier is de Invorderingswet 1990 van toepassing waardoor ook B aansprakelijk kan worden gesteld voor het gedeelte van de schuld dat is voortgevloeid uit de inkomensbestanddelen van B.

In veel huwelijksvoorwaarden wordt bepaald dat de inkomstenbelastingschulden behoren tot de kosten van de huishouding. Vervolgens is er dan een draagplichtregeling voor de kosten van de huishouding opgenomen. Vaak wordt bepaald dat echtgenoten verplicht zijn in deze kosten bij te dragen naar evenredigheid van hun inkomen. Voor de bepaling van het begrip inkomen wordt wel aangesloten bij de Wet IB 2001, na aftrek van de daarover verschuldigde belasting. In dat geval wijkt de draagplicht dus niet of nauwelijks af van de aansprakelijkheid van B. A blijft daarnaast voor het geheel aansprakelijk en slechts voor een deel draagplichtig.

Na echtscheiding blijven aansprakelijkheid, verhaal en draagplicht voor echtgenoten gehuwd onder huwelijksvoorwaarden met uitsluiting van gemeenschap van goederen ongewijzigd. Er was immers al voor de echtscheiding sprake van gescheiden vermogens.

Conclusie

De keuze die de Wet IB 2001 ons laat om inkomensbestanddelen toe te rekenen aan onze fiscale partner waardoor deze de belastingaanslag zal ontvangen, zegt weinig over de uiteindelijke aansprakelijkheid, verhaal en onderlinge draagplicht voor deze schuld. Indien deze keuze ertoe leidt dat slechts één van de echtgenoten de aanslag ontvangt, wil dat nog niet zeggen dat ook hij of zij alleen aansprakelijk is en alleen zijn of haar goederen kunnen worden uitgewonnen. Indien betaling van de schuld uitblijft, zal de fiscale keuze weinig kunnen veranderen aan de uiteindelijke aansprakelijkheid voor deze schuld tegenover de belastingdienst. Het komt er dan op neer dat ieder van de echtgenoten aansprakelijk blijft voor dat gedeelte van de schuld dat is voortgevloeid uit de inkomensbestanddelen die tot zijn eigendom behoren. Bovendien verandert de situatie bij in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten na echtscheiding.