De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft eerder deze maand geoordeeld dat een deel van de door de vrouw volledig betaalde hypotheekrente niet voor haar aftrekbaar is vanwege het feit dat zij niet volledig als (economisch) eigenaar kon worden gezien door de in het echtscheidingsconvenant gemaakte afspraken. Wat was het geval?
De echtgenoten in deze zaak waren in het echtscheidingsconvenant (eind 2015) overeengekomen dat de gezamenlijke woning en de bijbehorende hypotheekschuld door de vrouw overgenomen zouden worden. De toedeling van de woning zou geschieden onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheekverstrekker de man zou ontslaan uit zijn hoofdelijke verplichtingen.
De vrouw heeft vanaf 2016 de hypotheekrente voor de woning betaald. Pas in 2018 werd de man ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek en werd de woning notarieel geleverd aan de vrouw. De belastingdienst weigerde om voor de jaren 2016 en 2017 de volledige aftrekpost hypotheekrente aan de vrouw toe te kennen. De vrouw ging vervolgens in beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft het echtscheidingsconvenant vervolgens zo uitgelegd, dat het economisch eigendom van de woning - vanwege de opschortende voorwaarde - pas is overgegaan op de vrouw nadat het daadwerkelijke ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid (in 2018) is bewerkstelligd. Het betalen van de volledige hypotheekrente door de vrouw is niet voldoende voor het volledig mogen aftrekken van de hypotheekrente. Er moet ook voldaan zijn aan de opschortende voorwaarde uit het convenant om vast te kunnen stellen dat de economische eigendom volledig bij de vrouw rust. De vrouw kon in de jaren 2016 en 2017 dus slechts 50% van de aftrek claimen. De man kon de andere 50% niet in aftrek brengen, aangezien hij zijn aandeel in de hypotheeklast niet heeft betaald. Zonde, want op deze wijze is een gedeelte van de aftrekpost in de jaren 2016 en 2017 niet gerealiseerd, waar dat – was het anders omschreven – wel had gekund. Gezien het feit dat in echtscheidingsconvenanten vaak gebruik wordt gemaakt van de hiervoor genoemde opschortende voorwaarde kan deze discussie mogelijk ook voor u gelden.
Uit de uitspraak blijkt, dat als er van een ontbindende voorwaarde sprake was geweest, de hypotheekrente in dat geval wel volledig door de vrouw in aftrek gebracht had mogen worden, nu in dat geval de economische eigendom wel door ondertekening van het convenant direct naar haar was overgegaan.
Deze uitspraak heeft niet alleen fiscale gevolgen. Ook civielrechtelijk rijst hier een vraag: hoe moet er afgewikkeld worden als de (opschortende) voorwaarde niet is vervuld? Deelt de ex-partner dan mee in de waardeontwikkeling van de woning die zich na ondertekening van het convenant en voorafgaand aan de verkoop van de woning aan een derde heeft voorgedaan of niet?
Mocht u behoefte hebben aan advies, aarzel dan niet om contact op te nemen met Tim Backx of met één van de leden van de sectie Familie- & Erfrecht.