Skip to Content

Toepasselijkheid verschillende sets algemene voorwaarden en het verschil tussen "en" en "of"

Publicaties Corporate/M&A

Een partij kan, afhankelijk van haar hoedanigheid (dienstverlener, leverancier, in- of verkoper etc.) en afhankelijk van het voorwerp van de te sluiten overeenkomst (bijvoorbeeld verkoop, huur, service) onderling verschillende sets algemene voorwaarden gebruiken. In een dergelijk geval dient de gebruiker bij verwijzing naar de algemene voorwaarden tijdig en op een voor de wederpartij begrijpelijke en niet onredelijk bezwarende wijze aan te geven welke set of sets algemene voorwaarden op de te sluiten overeenkomst van toepassing is of zijn. Als dat niet is gebeurd en het voor de wederpartij onduidelijk is welke van de verschillende sets algemene voorwaarden van toepassing is, bijvoorbeeld bij verwijzing naar twee onderling verschillende sets algemene voorwaarden met gebruik van het woord “of” (een zogenaamde alternatieve dubbele verwijzing), is de consequentie dat geen van de sets algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst (HR 28 november 1997 (Visser/Avéro), NJ 1998/705, ECLI:NL:HR:1997:ZC2507).

Het komt geregeld voor dat een partij zowel branchevoorwaarden gebruikt als eigen algemene voorwaarden hanteert. Zo ook in een zaak waarin de Hoge Raad onlangs uitspraak heeft gedaan. Een leverancier van biologische levensmiddelen en diervoedergrondstoffen en ForFarmers,  een producent/verkoper van voer voor bepaalde soorten landbouwdieren  hebben een koopovereenkomst gesloten waarin bij “Contract Conditions” vermeld is: “C.N.G.D.” (de branchevoorwaarden voor graanhandelaren). Onderaan de overeenkomst is in een kleiner lettertype te lezen: “Op al onze transacties zijn van toepassing onze Algemene Verkoop- en Betalingsvoorwaarden (…), exemplaar op aanvraag”. Op het punt van de geschillenbeslechting bevatten de twee sets onderling tegenstrijdige regelingen: in de branchevoorwaarden is een arbitraal beding opgenomen, terwijl de Algemene Verkoop- en Betalingsvoorwaarden een forumkeuzebeding bevatten (voor de rechtbank Middelburg). Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch had geoordeeld dat het arbitraal beding prevaleerde (zodat de rechtbank Middelburg onbevoegd was). In cassatie stelde ForFarmers zich op het standpunt dat beide sets niet tegelijk van toepassing kunnen zijn, omdat, net als in de zaak Visser/Avéro, sprake is van een situatie waarin niet is aangegeven welke van de beide sets (set 1 of set 2) daadwerkelijk van toepassing is. Volgens ForFarmers zouden daarom beide sets buiten toepassing moeten worden gelaten.

Dat standpunt blijkt onjuist. In de zaak Visser/Avéro was in geschil of de toepasselijkheid van algemene voorwaarden was overeengekomen. In dit geval, aldus de Hoge Raad, is de toepasselijkheid van beide sets algemene voorwaarden bedongen en aanvaard (C.N.G.D. en Algemene Verkoop- en Betalingsvoorwaarden, een zogenaamde cumulatieve verwijzing). In deze zaak is sprake van een overeenkomst met onderling strijdige bedingen en dient door uitleg  te worden bepaald welke van die bedingen prevaleert. Bij de beoordeling van hetgeen partijen in dit verband over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden en te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-formule), kan de rechter gewicht toekennen aan onder meer de wijze waarop de desbetreffende bedingen in de overeenkomst zijn vermeld, dan wel geïncorporeerd. Het gerechtshof had dat volgens de Hoge Raad ook gedaan door betekenis te hechten aan de omstandigheid dat de verwijzing naar de C.N.G.D., anders dan die naar de eigen algemene voorwaarden van de leverancier, niet was voorgedrukt, maar vermeld was in het gedeelte van de overeenkomst dat per transactie werd ingevuld.

Bron: HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1125