In de zaak die leidde tot een arrest van de Hoge Raad d.d. 26 januari 2018 ( ECLI:NL:HR:2018:111) ging het om het volgende. Partijen hebben lang gesproken over verplaatsing van het bedrijf van “X” naar een andere bedrijfslocatie. In een Overeenkomst uit juni 2002 zijn zij arbitrage overeengekomen met betrekking tot de aan “X” toekomende verplaatsingsvergoeding. Ook ten aanzien van de claim van “X” ter zake van vergoeding van (beweerdelijk geleden) schade als gevolg van de door haar aan de Gemeente toegeschreven vertraging bij de verplaatsing van haar bedrijf is een arbitragebeding opgenomen. Van deze laatste arbitrage (“arbitrage 2”) is het niet gekomen. In een eerste arbitrage (“arbitrage 1”) hebben arbiters daarna de verplaatsingsvergoeding vastgesteld. Aangesproken tot vergoeding van vertragingsschade betwist de Gemeente niet alleen aansprakelijkheid, maar doet zij ook een beroep op verjaring. Het hof heeft geoordeeld dat art. 3 van een Nadere overeenkomst uit mei 2004 ertoe strekt te bevestigen dat de in de Overeenkomst van juni 2002 gemaakte afspraken, afgezien van de aanpassingen in de Nadere overeenkomst, voor het overige blijven gelden. Die bevestiging kan naar het oordeel van het hof niet zien op arbitrageprocedure 2, omdat die afspraak inhield dat “X” de gelegenheid had haar vorderingen vóór 1 mei 2002 aan arbitrage te onderwerpen en die afspraak inmiddels door tijdsverloop was uitgewerkt. Het hof is daarom tot de slotsom gekomen dat de verjaring van de vorderingen door het opnemen van art. 3 van de Nadere overeenkomst niet is gestuit en in elk geval niet ondubbelzinnig. In cassatie staat de vraag centraal of de verjaring van de rechtsvordering ter zake van de vergoeding van de vertragingsschade (tijdig) door “X” is gestuit.
De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis (e.g. schadevergoeding wegens wanprestatie) kan onder meer worden gestuit door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Deze schriftelijke mededeling moet de strekking hebben van een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar, zodat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee kan houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren. Bij de beoordeling of de mededeling aan deze eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad stelt voorop dat de Overeenkomst op 1 juni 2002 tot stand is gekomen. Het is volgens de Hoge Raad niet aannemelijk dat partijen de bedoeling hadden dat de in de Overeenkomst voorziene ‘des door “X” gewenst vóór 1 mei 2002 in gang te zetten’ arbitrageprocedure 2, al op het tijdstip van de totstandkoming van de Overeenkomst niet meer aanhangig zou kunnen worden gemaakt. Daarom klaagt “X” terecht dat het hof een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan de bepaling in de Overeenkomst over het tijdstip waarop arbitrageprocedure 2 aanhangig kon worden gemaakt. Als gevolg hiervan kan evenmin standhouden het hierop voortbouwende oordeel van het hof dat de bevestiging van de genoemde bepaling in art. 3 van de Nadere overeenkomst niet een voldoende duidelijke mededeling aan de Gemeente inhield met de strekking van een voldoende duidelijke waarschuwing dat zij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moest houden dat “X” zich haar recht op nakoming voorbehield.
Bij langlopende conflicten is het van belang er goed op te letten dat uw aanspraken niet verjaren. Er zijn verschillende manieren om een lopende verjaringstermijn te stuiten. Deze uitspraak van de Hoge Raad leert dat ook in een overeenkomst met de wederpartij een bepaling kan worden opgenomen die de lopende verjaring stuit. Nauwkeurige redactie van een dergelijke regeling is vereist. BANNING N.V. adviseert u graag bij de vraag hoe een verjaringstermijn (b.v. tijdens onderhandelingen, in een overeenkomst of anderszins) te stuiten. Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of andere leden van de sectie ondernemingsrecht .