Berichten over betaald voetbalorganisaties (‘BVO’s) die financieel gezien in zwaar weer verkeren zijn eerder regel dan uitzondering. Een deel van de clubs lijkt structureel in de gevarenzone te vertoeven. Desondanks is het aantal faillissementen van BVO’s letterlijk op één hand te tellen. Sinds de invoering van het betaald voetbal in 1954 zijn pas vijf BVO’s failliet gegaan, met als laatste in de rij het faillissement van RBC op 8 juni jl.
In de meeste gevallen komt het niet zo ver: een dreigend faillissement wordt doorgaans te elfder ure afgewend door een reddingsplan waarin één of meer overheden een voortrekkersrol vervullen. Recente voorbeelden hiervan zijn de reddingsacties voor PSV en FC Den Bosch. Een belangrijke reden voor overheden om een faillissement te willen voorkomen, is dat onder het huidige KNVB licentieregime een doorstart in afgeslankte vorm vanuit een faillissement onmogelijk is. Een faillissement van een BVO betekent einde licentie en zonder licentie is deelname aan betaald voetbalcompetities niet meer mogelijk. Mede om die reden zijn gemeenten als de nood echt aan de man is vaak bereid om BVO’s de helpende hand toe te steken. Gemeenten moeten daarbij uiteraard kritisch in het oog houden niet in strijd te handelen met de Europese staatssteun regels.
Vanuit Zeist probeert de KNVB BVO’s er toe te bewegen een degelijk financieel beleid te voeren. Door middel van een puntensysteem - het zogeheten Financial Rating System (FRS) – wordt de financiële situatie van alle BVO’s periodiek beoordeeld. BVO’s die onvoldoende punten scoren moeten orde op zaken stellen. Slagen zij daar niet in dan volgen na verloop van tijd sancties, met als ultieme straf het verlies van de betaald voetbal- licentie. Ingeval van een faillissement bestaat geen “grace period” en vervalt de proflicentie automatisch.
Het belang van de KNVB om middels regelgeving financiële problemen bij BVO’s zoveel mogelijk te beperken is helder. De “hard and fast rule” dat een faillissement automatisch het einde betekent voor betaald voetbal in de stad waar de betreffende BVO is gevestigd en dat de licentie niet overdraagbaar is ingeval van een financieel gezonde doorstart, verdient in onze optiek echter heroverweging. De failliete club mag weliswaar formeel doorstarten in de hoofdklasse (i.e. het op één na hoogste amateurniveau) en zou vervolgens binnen twee jaar weer terug kunnen keren in de eerste divisie. De realiteit is anders. Zonder de mogelijkheid om betaald voetbal te spelen lopen de sponsorinkomsten ver terug, deelt de club niet meer mee in televisierechten en zoeken spelers hun heil elders. Het failliete RBC heeft om deze redenen af moeten zien van een doorstart in de hoofdklasse.
Het voorschrift dat profclubs bij een faillissement automatisch hun licentie verliezen en deze ook niet overdraagbaar is, verdient om verschillende redenen heroverweging. Dezelfde maatschappelijke belangen die overheden zich nu vaak aantrekken om financieel bij te springen, rechtvaardigen dat een door de Rechtbank benoemde curator de kans krijgt de mogelijkheden van een doorstart –met licentiebehoud– te verkennen. Kapitaalvernietiging wordt daarmee zoveel mogelijk voorkomen en werkloosheid van het bij de gefailleerde BVO werkende personeel beperkt. Bijkomend voordeel is dat indien betrokken overheden onder dezelfde voorwaarden als private schuldeisers medewerking aan een doorstart verlenen, kan worden voldaan aan het “Market Economy Investor Principle” en -bij zorgvuldige vormgeving- strijd met de Europese staatssteun regels kan worden vermeden. Ander bijkomend voordeel is dat de commerciële verantwoordelijkheden rond BVO’s bij haar bestuurders en commerciële contractanten komt te liggen in een fase waarin die nog “managable” zijn, en niet op het bordje van de overheid worden gelegd als de zaak uit de hand is gelopen en het maatschappelijk aspect gemeentes min of meer dwingt de rekening te betalen.
Uiteraard kan de KNVB in eigen regelgeving voorwaarden aan overdraagbaarheid verbinden. Dergelijke voorwaarden zouden een uitgebalanceerde en op het individuele geval toegesneden belangenafweging mogelijk moeten maken. Maatwerk dus en niet de botte bijl die nu zijn werk nog doet. Tijd voor bestuurders van de BVO’s om in Zeist aan de bel te trekken voordat na RBC grotere ongelukken gebeuren? De recente problemen bij PSV en Feijenoord rechtvaardigen dat daarover door alle betrokkenen wordt nagedacht. Ongenuanceerd verlies van licentie bij verenigingen in die categorie lijkt maatschappelijk niet uit te leggen, maar ook zeker geen KNVB-belang te dienen.
Dit artikel is tevens gepubliceerd in het Financieele Dagblad d.d. 8 juli 2011