Het recht op inzage is bedoeld om ervoor te zorgen dat iemand kan nagaan of er persoonsgegevens van hem/haar worden verwerkt en of dat op een correcte manier gebeurt. Als het inzagerecht voor een ander doel wordt gebruikt kan er sprake zijn van misbruik van recht. De Nederlandse rechter heeft onder de Wet bescherming persoonsgegevens al enkele malen geoordeeld dat aan een inzageverzoek bij misbruik van recht niet hoeft te worden voldaan. Een recent vonnis zet deze lijn onder de AVG voort.
Misbruik van het inzagerecht is lastig vast te stellen omdat de verzoeker geen reden voor zijn inzage verzoek hoeft op te geven. Daardoor rust de bewijslast dat sprake is van misbruik van recht op de verantwoordelijke. Omvangrijke inzage verzoeken met als doel de verantwoordelijke op kosten jagen kunnen misbruik van recht opleveren. Ook kan sprake zijn van misbruik van recht in geval van fishing expedities die gericht zijn op het verbeteren van een procespositie, terwijl de juistheid en de rechtmatigheid van de verwerking niet ter discussie staan.
In een zaak in 2016 oordeelde de Rechtbank Gelderland (RO 2.13) dat uit de omstandigheden (door verzoeker voorgenomen gebruik van de resultaten van zijn inzageverzoek bij aansprakelijkheidsprocedures) kon worden afgeleid dat het de verzoeker niet ging om het vaststellen van de juistheid van de verwerkte persoonsgegevens en wees het inzageverzoek af.
Eenzelfde redenering werd door de Rechtbank Den Haag gevolgd in de bekende TGB-zaak (zie RO 3.10). De Rechtbank stelde vast dat het de verzoeker ging om het verzamelen van bewijsmateriaal in een andere procedure. De rechter wees daarom het inzageverzoek af. [Helaas voor TGB achtte de Autoriteit Persoonsgegevens (“AP”) zich niet gebonden aan dit vonnis (zie overwegingen 21 t/m 33 van het besluit van de AP tot oplegging van een last onder dwangsom) en vernietigde het Hof Den Haag naderhand de beschikking van de Rechtbank.]
De AVG heeft blijkens een recente zaak bij de Rechtbank Noord Nederland geen wijziging in deze rechterlijke uitleg van het inzagerecht gebracht. Dit volgt uit de volgende overweging van de rechter in die zaak: “Voor zover moet worden geconstateerd dat het eiser uiteindelijk niet gaat om de juistheid van hem betreffende feitelijke persoonsgegevens die op die informatiedragers voorkomen, maar het eiser te doen is om informatie te verkrijgen die hij wil gebruiken in een eventueel andere procedure is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van misbruik van het recht.” (RO 6)
Conclusie is dat een kennelijk oneigenlijk verzoek om inzage onder de AVG niet automatisch hoeft te worden gehonoreerd. De verantwoordelijke moet dan wel in voldoende mate aannemelijk kunnen maken dat het de verzoeker er niet om gaat dat hij de rechtmatigheid van de verwerking van zijn persoonsgegevens kan controleren (overweging 63 AVG). Het aantonen van dit misbruik is echter niet eenvoudig.
Heeft u vragen over het recht op inzage of andere privacy vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Jan Berkvens of één van de andere leden van de sectie Privacy.