Werknemer is vanaf maart 2006 bij werkgever in dienst. Gedurende deze periode heeft hij zowel werkzaamheden in de vestiging in Castricum als in Zuidlaren verricht. In oktober 2007 is werknemer wegens ziekte uitgevallen en sinds die tijd arbeidsongeschikt gebleven. Na die periode heeft werknemer twee kort gedingen aangespannen ter bevordering van zijn re-integratie, waarin hij wedertewerkstelling in de vestigingen Castricum en Zuidlaren heeft gevorderd. Beide vorderingen zijn afgewezen.
Het UWV heeft echter een loonsanctie opgelegd aan werkgever, welke tot 13 november 2010 verplicht is het loon door te betalen. Dit in verband met de onvoldoende re-integratie-inspanningen van werkgever. Werkgever heeft de kantonrechter verzocht tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werkgever is van mening dat hij in het kader van de re-integratie van werknemer alles heeft gedaan wat van een goed werkgever mag worden verwacht.
Het geschil
Werkgever verzoekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, welke bestaan uit veranderingen in de omstandigheden. Hij legt aan dit verzoek ten grondslag dat de arbeidsverhouding onherstelbaar en definitief is verstoord. Daarbij voert werkgever aan dat hij in het kader van de re-integratie alles heeft gedaan wat van een goed werkgever verwacht kan worden. Zo stelt hij te hebben voldaan aan alle aanwijzingen van de bedrijfsarts, dat hij werknemer steeds passend werk heeft laten verrichten en dat die werkzaamheden in overleg met de bedrijfsarts en werknemer zijn ingevuld. Werkgever is van mening dat door toedoen van werknemer voortdurend discussie bestaat over gemaakte afspraken. Volgens werkgever heeft werknemer het vertrouwen dusdanig ernstig geschaad dat van werkgever niet langer kan worden gevergd het dienstverband met werkgever voor te zetten.
Werknemer is echter van mening dat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen. Werknemer beroept zich hierbij op het opzegverbod tijdens ziekte. Werknemer stelt dat hij er alles aan doet om te re-integreren, maar dat het werkgever is die de re-integratie bemoeilijkt. Werknemer is bereid te re-integreren in de vestigingen Castricum, Zuidlaren en indien nodig ook in Alkmaar. Voorts wijst werknemer erop dat werkgever ook nog niet aan zijn verplichting tot re-integratie bij een andere werkgever, oftewel, in het tweede spoor, heeft voldaan.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat werknemer terecht stelt dat het opzegverbod tijdens ziekte nog van toepassing is, maar hij is echter niet van mening dat het verzoek om ontbinding zou moeten worden afgewezen vanwege het opzegverbod tijdens ziekte.
Naar het oordeel van de kantonrechter zit het in het feit dat werkgever onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde verstoring van de arbeidsverhouding een zodanige verandering in de omstandigheden oplevert dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve direct of na korte tijd behoort te eindigen. Zo acht de kantonrechter de arbeidsverhouding in de vestiging Alkmaar niet zodanig verstoord, dat re-integratie in die vestiging is uitgesloten.
Voorts is de kantonrechter van mening dat de door werkgever gestelde verstoring van de arbeidsverhouding geen grond oplevert voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat re-integratie bij een andere werkgever (tweede spoor) nog openstaat. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou ook afbreuk doen aan de verplichting van werkgever tot re-integratie in het tweede spoor en aan de door het UWV opgelegde loonsanctie, zonder dat daarvoor voldoende grond bestaat.
Conclusie
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
www.boek7-10.nl, LJN: BM3511