Skip to Content

Ontbinding van een overeenkomst vanwege onvoorziene omstandigheden?

Publicaties Corporate/M&A

Iedere ondernemer heeft dagelijks te maken met overeenkomsten van allerlei aard. In een overeenkomst zal vaak zijn getracht zoveel mogelijk omstandigheden te “regelen”; er worden bepalingen in de overeenkomst opgenomen waaruit blijkt hoe partijen moeten handelen als zich bepaalde omstandigheden voordoen. Denk bijvoorbeeld aan een regeling over de redenen waarom een overeenkomst kan worden opgezegd. Niet alles kan echter in een overeenkomst geregeld worden, er kunnen zich altijd omstandigheden voordoen, die niet voorzien waren.

Onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW

Artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek biedt de mogelijkheid om een rechter te vragen de gevolgen van een overeenkomst te wijzigen of de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden als zich onvoorziene omstandigheden voordoen. Een onvoorziene omstandigheid doet zich voor op het moment dat die omstandigheid niet (al dan niet stilzwijgend) in de overeenkomst is verdisconteerd.  

Artikel 6:258 BW is van dwingend recht. Dat houdt in dat het niet mogelijk is in een overeenkomst uit te sluiten dat de overeenkomst wordt ontbonden vanwege onvoorziene omstandigheden. Wel wordt vaak in een overeenkomst opgenomen dat partijen, indien sprake is van onvoorziene omstandigheden, met elkaar in heronderhandeling moeten treden om tot een aanpassing van de overeenkomst te komen. In de rechtspraak wordt het leerstuk van de onvoorziene omstandigheden terughoudend toegepast, hetgeen inhoudt dat de rechter niet snel zal oordelen dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden die rechtvaardigen dat een overeenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden. De gebondenheid van partijen aan de overeenkomst staat voorop.

Uit de rechtspraak blijkt voorts dat een onvoorziene omstandigheid toekomstig moet zijn op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Wanneer is een omstandigheid nu toekomstig en wanneer niet?

Het arrest van de Hoge Raad van 13 oktober 2017

In een arrest van 13 oktober 2017 heeft de Hoge Raad een beslissing gegeven over de vraag of de gemeente een beroep kan doen op een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. In dit arrest van de Hoge Raad wordt de navolgende casus behandeld.

Een gemeente heeft een overeenkomst gesloten met twee projectontwikkelaars voor de bouw van woningen. De gemeente wil, nadat de overeenkomst is gesloten, de overeenkomst ontbinden met een beroep op onvoorziene omstandigheden. De gemeente voert daartoe (kort gezegd) aan dat in de regio waarin de woningen zouden worden gebouwd sprake is van een bevolkingskrimp. De projectontwikkelaars zijn het niet eens met de ontbinding van de overeenkomst door de gemeente en vorderen schadevergoeding van de gemeente.

In de overeenkomst tussen de gemeente en de projectontwikkelaars was een regeling opgenomen voor onvoorziene omstandigheden, die nagenoeg aansluit bij artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. De gemeente stelt dat de bevolkingskrimp in de regio een onvoorziene omstandigheid is, op grond waarvan ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd zou zijn.

In de procedure tussen de gemeente en de projectontwikkelaars komt vast te staan dat de bevolkingskrimp ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen de gemeente en de projectontwikkelaars voor de gemeente al bekend was, zodat de gemeente daarop had moeten anticiperen bij het sluiten van de overeenkomst. De bevolkingskrimp is dus geen onvoorziene omstandigheid.   

Praktische tips

Uit het voorgaande blijkt dat ontbinding van een overeenkomst mogelijk is als sprake is van onvoorziene omstandigheden. Vereist is dat die omstandigheden in de toekomst liggen. Indien u een overeenkomst aan wilt gaan, waarbij u al weet dat bepaalde omstandigheden die u bekend zijn, zich zodanig kunnen ontwikkelen dat die aanleiding zijn voor wijziging van de overeenkomst, dan is het raadzaam daarover op voorhand te onderhandelen met de wederpartij en hierover een regeling op te nemen in de overeenkomst. Een beroep op onvoorziene omstandigheden indien u al wist van bepaalde omstandigheden bij het sluiten van de overeenkomst zal in rechte niet snel slagen.

Indien u echter wordt geconfronteerd met toekomstige omstandigheden die van invloed zijn op een overeenkomst, dan is het zinvol nader advies te vragen of wellicht die overeenkomst (geheel of gedeeltelijk) kan worden ontbonden.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Margje Nijland-van Oorsouw of één van de andere leden van de sectie ondernemingsrecht.