Op 10 april 2015 wees de Hoge Raad na 35 een arrest dat meer duidelijkheid biedt over de vraag of een oproepkracht daadwerkelijk moet worden opgeroepen als er werk voorhanden is.
Conclusie van de Hoge Raad is dat een werkgever een ‘goede reden’ moet hebben om de oproepkracht niet op te roepen.
Wat is dan een ‘goede reden’ om niet op te roepen?
Het feitencomplex is uitgebreid. Echter, voor in deze nieuwsbrief beperk ik mij tot de volgende relevante feiten.
Werknemer is sinds 1992 in dienst bij Connexxion als buschauffeur. Op enig moment hebben partijen afgesproken dat werknemer alleen nog in het weekend zijn vaste 8 uren werkt zodat hij voor de rest van de week tijd vrij houdt voor zijn werk als muzikant. Wel is hij bereid om doordeweeks extra te komen werken voor zover hem dat schikt.
De toepasselijke CAO geeft recht op een vaste deeltijdfactor conform de daadwerkelijke arbeidstijd. Echter: werknemer zag expliciet af van dit recht omdat hij de vrijheid wilde behouden om oproepen te weigeren als het hem niet uitkwam.
Werkgever roept niet langer op wegens een geschil met werknemer
Vervolgens ontstond er een conflict over de vergoeding van reiskosten waarover met werknemer een individuele afspraak was gemaakt. Connexxion wilde de reiskostenregeling aanpassen overeenkomstig de binnen het bedrijf gebruikelijke regeling. Werknemer ging daarmee niet akkoord.
Na het ontstaan van het conflict werd werknemer niet meer opgeroepen voor extra diensten, terwijl er wel aantoonbaar voldoende extra werk was. Maar Connexxion had de planners opdracht gegeven werknemer alleen maar op te roepen als hij zijn standpunt met betrekking tot de reiskostenregeling zou herzien.
Werknemer vordert:
a) nakoming van de individueel met hem overeengekomen reiskostenregeling en
b) betaling van achterstallig salaris vanwege het gemis aan extra diensten en
c) om hem op te roepen voor extra diensten op grond van goed werkgeverschap.
De kantonrechter wijst vordering tot nakoming van de reiskostenregeling af en de doelvordering op grond van niet aangeboden diensten deels toe.
Het Hof Amsterdam denkt er heel anders over: de reiskosten zijn toewijsbaar. Echter, de overige vorderingen worden afgewezen: het hof meent dat werknemer niet enerzijds kan afzien van de CAO (vaste deeltijdfactor) en alleen gevolg te geven aan oproepen wanneer het hem uitkomst, en anderzijds tegelijk wel aanspraak te willen maken op salaris over uren die werknemer wel had willen werken.
Met andere woorden: niet van twee walletjes eten, dus loonvordering en oproepverplichting worden afgewezen.
De Hoge raad geeft een tegengesteld oordeel.
De vordering van werknemer komt er op neer dat hij (ten dele) is uitgesloten van de aanbieding van extra diensten. Werknemer is bewust uitgesloten van extra werk zonder dat daar een goede reden voor bestond. De Hoge Raad acht dat in strijd met goed werkgeverschap.
Het goed werkgeverschap brengt mee dat een werknemer zonder vaste arbeidsomvang niet zonder goede reden kan worden uitgesloten van aanbiedingen te komen werken, als het tot dan toe in het bedrijf gebruikelijk was dat soort aanbiedingen wel aan werknemers zoals in deze zaak te doen.
Kort gezegd: een werkgever mag een oproepkracht alleen niet oproepen als daarvoor een goede reden bestaat. Daarbij maakt het dus niet uit dat het de werknemer (in dit specifieke geval) vrij stond om die oproepen te weigeren.
Geen goede redenen om niet meer op te roepen:
Wel goede redenen: