Inleiding
Als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.
Wanneer aan deze ‘onaanvaardbaarheids’-maatstaf is voldaan, kan de benadeelde aanspraak maken op het positief contractsbelang of het negatief contractsbelang. Bij vergoeding van het positief belang wordt de benadeelde door schadevergoeding in een situatie gebracht waarin de overeenkomst zou zijn totstandgekomen en zou zijn nagekomen. Bij vergoeding van het negatief belang, wordt de benadeelde door schadevergoeding teruggebracht, “in een situatie” waarin de onderhandelingen niet zouden zijn gevoerd en dus geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, maar de benadeelde mogelijk wel een andere overeenkomst met een derde had kunnen sluiten.
Ook vergoedingsplicht als afbreken niet onaanvaardbaar?
In dit verband is een uitspraak van de Hoge Raad van vorig jaar van belang (ECLI:NL:HR:2024:884).
Daarin oordeelt de Hoge Raad dat ook als het afbreken van onderhandelingen niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zich omstandigheden kunnen voordoen op grond waarvan de partij die de onderhandelingen afbreekt, verplicht is (een deel van) de kosten die de wederpartij heeft gemaakt te vergoeden. Dat kan volgens de Hoge Raad het geval zijn als de partij die de onderhandelingen afbreekt ongerechtvaardigd is verrijkt door werkzaamheden die de wederpartij heeft verricht.
In deze zaak hadden de projectontwikkelaars aangevoerd dat de eigenaren van de percelen door het afbreken van de onderhandelingen ongerechtvaardigd zijn verrijkt, omdat het aan de inspanningen van de projectontwikkelaars is te danken dat de gemeente op de percelen de bestemmingen wonen en supermarkt heeft gevestigd en de eigenaren als gevolg daarvan de percelen voor een aanzienlijk hoger bedrag aan een derde hebben kunnen verkopen.
Volgens de Hoge Raad heeft het hof dit betoog ten onrechte niet beoordeeld, terwijl het dus wel van belang is. Een vergoedingsplicht kan dus ook bestaan als het afbreken van de onderhandelingen niet onaanvaardbaar is.
Praktijktip
Bij sommige (internationale) onderhandelingen wordt gebruik gemaakt van een intentieverklaring. Deze wordt ook wel genoemd: ‘letter of intent’ of ‘memorandum of understanding’.
De contractsvrijheid brengt mee dat het partijen vrijstaat daarover afspraken te maken. Met name bij verwachte langdurige en ingewikkelde onderhandelingen is het vastleggen van precontractuele afspraken verstandig. Deze overeenkomsten bevatten de grenzen waarbinnen partijen verplicht zijn om met elkaar te onderhandelen, wanneer tussen partijen een (romp)overeenkomst bestaat, de voorbehouden op grond waarvan een partij onderhandelingen mag afbreken, het recht dat op de precontractuele fase van toepassing is en de rechter die bevoegd is ten aanzien van geschillen in de precontractuele fase.
Ook gelet op de hiervoor besproken uitspraak van de Hoge Raad is het zinvol om een intentieverklaring te maken en daarin ook bepalingen over het al dan niet verschuldigd zijn van een (bepaalde) kosten en/of schadevergoeding op te nemen. In de praktijk wordt gesproken van een ‘break-up fee’ of ‘termination fee’. In dat geval wordt er een bepaalde vergoeding vastgelegd voor het geval de onderhandelingen niet leiden tot een (definitieve) overeenkomst.
In plaats van het vastleggen van een bepaalde vergoeding, kan ook een beding in de intentieverklaring worden opgenomen, inhoudende dat een partij bij het afbreken van onderhandelingen – juist niet – gehouden is tot vergoeding van (bepaalde) kosten en/of (nader bepaalde) schadevergoeding.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie Procedures & Geschillenbeslechting.