Na echtscheiding kan sprake zijn van een partneralimentatieverplichting. Dat is het geval als de ene echtgenoot daaraan behoefte heeft en de ander daarvoor de draagkracht bezit. Deze verplichting wordt echter onmiddellijk beëindigd, wanneer de alimentatiegerechtigde gaat samenwonen met een nieuwe partner als waren zij gehuwd. Deze beëindigingsgrond is vastgelegd in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek.
Het begrip “samenwonen als ware gehuwd” is in de rechtspraak uitgebreid gedefinieerd. Er moet voldaan zijn aan alle vier van de volgende vereisten, te weten:
(1) een affectieve relatie van duurzame aard;
(2) samenwoning;
(3) wederzijdse verzorging en
(4) een gemeenschappelijke huishouding.
Gelet op de ingrijpende gevolgen van de beëindiging van het recht op partneralimentatie, ligt de bewijslast voor het aantonen van deze vier vereisten bij de alimentatieplichtige. Dat is geen gemakkelijke klus en levert daarom interessante zaken op, waarbij er vaak gebruik wordt gemaakt van recherchebureaus. Zo ook in de zaak die aan de orde was bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2020:720). Wat was het geval?
Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. Het huwelijk is in 2017 ontbonden door echtscheiding. Er was sprake van een alimentatieverplichting. Bij verzoekschrift van 10 augustus 2018 heeft de man de rechtbank onder meer verzocht om te bepalen dat het recht van de vrouw op partneralimentatie is beëindigd vanaf 1 maart 2018 omdat zij vanaf dat moment samenwoont met haar nieuwe partner als ware gehuwd. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen, waarna de man bij het gerechtshof in hoger beroep is gegaan van de beschikking van de rechtbank. De vrouw voert verweer. De beslissing van het hof toont aan hoe zeer de details doorslaggevend kunnen zijn.
Een affectieve relatie van duurzame aard en samenwonen
Het gerechtshof oordeelt als volgt. Partijen zijn het er over eens dat de vrouw sinds juni 2016 een duurzame affectieve relatie heeft met haar nieuwe partner. Om aan te tonen dat de vrouw ook met die partner samenwoont, heeft de man een rapport van een recherchebureau in het geding gebracht. Het recherchebureau heeft de vrouw gedurende drie (over langere tijd verspreide) weken geobserveerd. Uit dat rechercherapport blijkt:
- dat de nieuwe partner van de vrouw nagenoeg alle nachten bij de vrouw heeft doorgebracht
- zij nagenoeg dagelijks in elkaars aanwezigheid hebben verbleven,
- de nieuwe partner van de vrouw zich de toegang tot de woning verschafte met zijn eigen sleutel en
- in het huis van de vrouw verbleef wanneer zij daar zelf niet aanwezig was.
Op grond hiervan is het gerechtshof van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat er sprake is van feitelijk samenwonen. Daarbij overweegt het hof dat het feit dat de nieuwe partner van de vrouw ook af en toe nog in zijn eigen woning verbleef dit oordeel niet anders maakt.
Gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging
Het gerechtshof overweegt dat er sprake moet zijn van een zekere verstrengeling, in die zin dat de vrouw en haar partner bijdragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding, dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Het hof concludeert dat ook hiervan sprake is. Daaraan legt het hof ten grondslag dat uit het rechercherapport blijkt:
- dat de nieuwe partner van de vrouw de kinderen van de vrouw uit school haalt,
- dat hij de hond van de vrouw uitlaat,
- dat hij boodschappen doet voor het gezin,
- dat hij de post controleert en (klusjes)mensen in de nieuwe woning van de vrouw ontvangt
- dat door het recherchebureau is waargenomen dat er een zekere vertrouwdheid is tussen de kinderen van de vrouw en haar nieuwe partner.
Daarnaast overweegt het hof dat het feit dat de vrouw en haar nieuwe partner veelvuldig samen in de woning van de vrouw verbleven een zekere financiële verwevenheid impliceert, omdat de vrouw haar nieuwe partner op die manier voorzag van woonruimte en zij voor die momenten betaalde voor de kosten van het gebruik van gas, licht, water en kabel en/of internet. Daarbij neemt het gerechtshof aan dat zij steeds met elkaar ontbeten en regelmatig ’s avonds met elkaar hebben gegeten en dat is gebleken dat de vrouw degene is geweest die grotendeels alle boodschappen heeft betaald.
Op grond van dit alles is het gerechtshof van oordeel dat vast is komen te staan dat de vrouw is gaan samenleven met haar nieuwe partner als ware gehuwd, zoals omschreven in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor de verplichting van de man om alimentatie aan de vrouw te betalen is geëindigd.
In voornoemde zaak is de man erin geslaagd om zijn stellingen aan te tonen en een einde te maken aan zijn alimentatieverplichting. Dat lukt lang niet altijd. Voor een voorbeeld waarin de alimentatieplichtige er niet in slaagde om zijn stellingen met voldoende bewijs te staven verwijs ik naar de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:111.
Heeft u als alimentatieplichtige het vermoeden dat uw ex-partner samenwoont of wilt u als alimentatiegerechtigde weten in hoeverre u vrij bent om uw nieuwe relatie verder vorm te geven? Neem contact op voor advies.