Afgelopen september oordeelde het hof Amsterdam dat twee notarissen zodanig ernstige fouten hadden gemaakt dat zij diende te worden gezet uit het ambt van notaris. De notarissen hadden onder andere in strijd gehandeld met de Wet op het notarisambt (Wna) door in voorkomende gevallen een of meer partijen de akte(n) te laten tekenen buiten aanwezigheid van een van de notarissen. De akten ontbeerden daardoor authenticiteit. De kern van de vertrouwenstaak van de notarissen was daarmee geschonden, aldus het hof.
In deze kwestie stond de klacht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisaties (KNB) centraal, welke klacht zag op de werkwijze die de notarissen op drukke dagen binnen het kantoor hanteerden, alsmede op incidentele gevallen waarbij één of meer partijen de akte getekend hebben buiten aanwezigheid van de in rechte betrokken notarissen.
De KNB verweet de notarissen hiermee in strijd met de wet op het notarisambt (Wna) en de daarop gestoelde verordeningen te hebben gehandeld. Het handelen was volgens de KNB schadelijk voor de eer en het aanzien van het notarisambt.
Hierbij was van belang dat doordat de notarissen niet altijd zelf aanwezig waren bij het gehele proces waaruit het passeren van akten bestaat, waaronder de KNB mede het zogenaamde Belehren van partijen verstaat. In het kader van de Belehrung is de notaris gehouden om bij het passeren van de akte zich ervan te vergewissen dat de akte daadwerkelijk de wil van partijen weergeeft en dat partijen begrijpen wat de gevolgen van de neergelegde afspraken zijn. In deze kwestie werd echter de Belehrung ook wel eens aan andere werknemers van het kantoor overgelaten.
De KNB was van mening dat de tien minuten die de notarissen stellen aan het passeren van de desbetreffende akte te hebben besteed, niet volstaat voor het volledig doornemen van de akte. De notarissen gingen aldus volledig voorbij aan hun eigen verantwoordelijkheid als notaris.
Bovendien werd de notarissen verweten dat in incidentele gevallen een cliënt (verkoper) had getekend zonder dat de notaris aanwezig was geweest. De desbetreffende partij kon of wilde in die gevallen niet langer wachten. De KNB verwijt de notarissen dat zij, nadat hun de eerste keer was gebleken dat dit was gebeurd, geen, althans onvoldoende, actie hadden ondernomen om te voorkomen dat in de toekomst een dergelijk incident opnieuw zou kunnen plaatsvinden. De notarissen hadden in die gevallen akten getekend waarvan zij op het moment van tekenen wisten dat de akten als gevolg van één en ander nietig waren. De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat notarissen te Rotterdam achtte de klacht van de KNB gegrond. In dat verband legde de Kamer de notarissen de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt op voor de duur van drie maanden. De betrokken notarissen waren het niet eens met de beslissing en gingen in appèl.
De notarissen ontkenden in appel onder andere dat het ooit was voorgekomen dat medewerkers een akte zouden hebben gepasseerd buiten aanwezigheid van een notaris. De notarissen betwistten voorts dat zij niet zouden hebben voldaan aan hun Belehrungspflicht.
De notarissen erkenden voor het Hof dat het zes of zeven keer was voorgekomen dat een akte niet in het bijzijn van één van hen door alle partijen was getekend. Dit zouden slechts incidenten zijn geweest.
Het Hof stelt de Wna voorop. Het Hof was van oordeel dat de handelwijze van de notarissen onjuist was en in strijd met de relevante wettelijke bepalingen uit de Wna.
De werkwijze waarbij in voorkomende gevallen één of meer partijen de akte(en) hebben getekend buiten aanwezigheid van één van de notarissen, acht het Hof eveneens onjuist. Door aldus te handelen hebben de notarissen bij herhaling ernstige fouten gemaakt en in strijd gehandeld met artikel 43 Wna. De litigieuze akten ontberen daardoor authenticiteit. Daarmee is de kern van de vertrouwenstaak van de notarissen geschonden, namelijk het door hun waarheidsgetrouwe verklaring zekerheid geven aan het rechtsverkeer.
Blijkens de wetgeschiedenis mag de notaris aannemen dat hij aan zijn informatieplicht op juiste wijze heeft voldaan, indien hij ervan overtuigt is dat de verschijnende personen hebben begrepen wat de inhoud van de akte is. Weliswaar hebben de notarissen verklaard dat zij in de hiervoor bedoelde gevallen die overtuiging bezaten, maar het Hof stelt vast dat zij redelijkerwijs niet tot die overtuiging hadden kunnen komen nu de notarissen het verstrekken van informatie aan de verschijnende personen overlieten aan een werknemer van hun kantoor, die na ter zitting is gebleken geen juridisch geschoold medewerker is. Bovendien verklaarden de notarissen dat zij niet wisten wat de betrokken werknemer met de verschijnende partijen had besproken en derhalve ook niet konden weten of er door de werknemer verstrekte informatie door partijen was begrepen.
Aangezien het Hof de klachten van de KNB gegrond achtte was reden voor het opleggen van een maatregel. Het Hof nam daarbij in aanmerking dat de notarissen met de hun gebezigde handelwijze het wettelijk systeem bewust hebben ondermijnd en het vertrouwen in de rechtsbedeling, in het bijzonder die aan het notariaat was opgedragen in ernstige mate hebben geschaad. Anders dan de Kamer acht het Hof, gelet op de aard en de ernst van het tuchtrechtelijke laakbare handelwijze van de notarissen de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.
Hof Amsterdam 20 september 2011, LJN: BT2343