Veel ondernemers gebruiken bij het aangaan van overeenkomsten algemene voorwaarden. Een bepaling die in de voorwaarden veelvuldig is opgenomen, is die waarbij de omvang van de aansprakelijkheid van de ondernemer wordt beperkt. Een dergelijke bepaling heet juridisch een exoneratiebeding. Dit beding komt in vele varianten voor. Denk aan de uitsluiting van aansprakelijkheid voor alle schade voor zover deze schade niet is veroorzaakt door opzet of grove schuld van leidinggevende functionarissen. Of de uitsluiting van aansprakelijkheid voor gevolgschade. Een ander voorbeeld is de bepaling waarbij de aansprakelijkheid is beperkt tot vergoeding van de schade waarvoor de ondernemer verzekerd is dan wel redelijkerwijs verzekerd had behoren te zijn. Een bepaling van deze strekking is vervat in artikel 13.1 van de Metaalunievoorwaarden 2001.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 juni 2016 (klik hier voor dit arrest) een zaak behandeld waarbij de opdrachtnemer een beroep deed op het exoneratiebeding van artikel 13.1 Metaalunievoorwaarden 2001. De ondernemer was niet verzekerd voor de schade die was ontstaan door zijn fout. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd was hoe het zinsdeel “dan wel redelijkerwijs verzekerd had behoren te zijn” diende te worden uitgelegd.
De casus was als volgt. Tijdens een vaart was een schip gedeeltelijk gezonken. De verzekeraar van de eigenaar van het schip wilde de schade verhalen op de scheepsbouwer. Die laatste wendde zich tot het teken- en adviesbureau die de berekeningen voor het ontwerp van het schip had gemaakt. In de procedure beriep het bureau zich op voornoemd artikel 13.1 van de Metaalunievoorwaarden. Echter, het bureau had wel een aansprakelijkheidsverzekering, maar de aansprakelijkheid voor onder meer ontwerpfouten (waar in de casus sprake van was) viel niet onder de dekking.
De rechtbank hield het adviesbureau jegens de scheepsbouwer aansprakelijk en oordeelde dat artikel 13.1 van de Metaalunievoorwaarden onredelijk bezwarend was, zodat het adviesbureau daarop geen beroep kon doen. De rechtbank veroordeelde het adviesbureau tot betaling van de volledige schade.
Het hof oordeelde echter anders. Hij nam aan dat het beding an sich niet ontoelaatbaar is en onderzocht vervolgens of het adviesbureau verzekerd had moeten zijn voor de schade die het gevolg is van de beroepsfout. Het hof overwoog eerst, op grond van het deskundige onderzoek dat hij had gelast, dat het adviesbureau een beroepsaansprakelijkheidsverzekering had kunnen afsluiten waarbij de RVOI-voorwaarden uit 2001 verplicht zouden zijn. Die voorwaarden zouden de aansprakelijkheid van het bureau hebben beperkt tot het bedrag van de factuur. Dit laatste gegeven achtte het hof niet doorslaggevend. Het hof concludeerde namelijk dat van het adviesbureau had mogen worden verwacht dat zij zich inspande om een deugdelijke dekking te verkrijgen en dat zij dat heeft nagelaten. Op grond van die omstandigheden kwam het adviesbureau geen beroep toe op artikel 13.1 Metaalunievoorwaarden 2001 in die zin dat de schade redelijkerwijze niet verzekerd had behoeven te zijn, aldus het hof.
De Hoge Raad kwam tot de slotsom dat dit oordeel van het hof onbegrijpelijk is. Hij overwoog dat het hof uit het oog was verloren dat de verplicht te bedingen RVOI-voorwaarden bij het aangaan van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering met zich brachten dat de aansprakelijkheid werd beperkt tot de hoogte van de factuur. Met andere woorden; dat was de hoogst haalbare verzekeringsdekking en dus is dat het bedrag waarvoor het adviesbureau ‘redelijkerwijs verzekerd had behoren te zijn’ als bedoeld in de Metaalunievoorwaarden 2001.
Uit het arrest kan worden afgeleid dat indien de ondernemer zicht beroept op een dergelijke exoneratie, hij er niet snel van uit mag gaan dat de schade niet verzekerd had behoeven te zijn. Hij zal zich hiervoor terdege moeten inspannen. Daarbij is het eveneens van belang goed te letten op aanvullende (verzekerings)voorwaarden, daar ook die voorwaarden een rol kunnen spelen bij de invulling van het exoneratiebeding uit de algemene voorwaarden van de ondernemer.