De aansprakelijkheidsverzekeraar van een vader die zijn baby met kracht door elkaar had geschud met letsel tot gevolg, moet de schade vergoeden. Dat heeft de
Hoge Raad vandaag bepaald. In zijn uitspraak geeft de Hoge Raad uitleg over de toepassing van de zogenoemde ‘opzetclausule’ in aansprakelijkheidsverzekeringen voor particulieren (AVP).
Aanleiding is een voorval waarbij een vader zijn baby, een jongetje van bijna zes maanden oud, met kracht door elkaar heeft geschud. De baby liep daardoor blijvend hersenletsel op (shaken baby syndroom). De vader werd strafrechtelijk veroordeeld voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Hij kreeg geen straf opgelegd onder meer omdat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar was.
In een civiele procedure heeft de moeder, als vertegenwoordiger van de zoon, schadevergoeding van de vader gevorderd voor de gevolgen van het letsel van de zoon. Die vordering is door de
rechtbank toegewezen en speelt in de procedure bij de Hoge Raad geen
rol meer. Daarnaast heeft de moeder een vordering ingesteld tegen Reaal, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de vader. De wet geeft namelijk in geval van lichamelijk letsel waarvoor een ander aansprakelijk is, aan de benadeelde recht op rechtstreekse betaling van het bedrag dat de aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van die
verzekering verschuldigd is.
Reaal heeft zich tegen deze vordering verweerd met een
beroep op de standaard opzetclausule die is opgenomen in de aansprakelijkheidsverzekering van de vader. Daarin staat, kort gezegd, dat de aansprakelijkheid van een verzekerde niet gedekt is indien hij de schade heeft veroorzaakt door een opzettelijke gedraging tegen een persoon of zaak. Volgens Reaal is in dit geval sprake van zo’n opzettelijke gedraging van de vader. Daarom is Reaal van mening dat zij op grond van de opzetclausule in de verzekeringsovereenkomst geen uitkering verschuldigd is.
Zowel de rechtbank als het
gerechtshof (
ECLI:NL:GHDHA:2015:3916) verwierp het beroep van Reaal op de opzetclausule en wees de vordering van de moeder toe. Reaal stelde vervolgens beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep. In zijn uitspraak geeft de Hoge Raad richtlijnen voor de uitleg en toepassing van de opzetclausule, waarover in de praktijk veel verdeeldheid bestaat. Volgens deze richtlijnen moet worden beoordeeld of de schade toebrengende handeling naar objectieve maatstaven op het schadelijke gevolg was gericht. Volgens de toelichting van de verzekeraars beoogt de opzetclausule enerzijds vooral schade als gevolg van crimineel gedrag van vergoeding uit te sluiten, maar heeft anderzijds de AVP ook een maatschappelijke functie bij schadevoorvallen. De AVP biedt namelijk ook het slachtoffer bescherming tegen schade als gevolg van onrechtmatige gedragingen van de verzekerde. Dat biedt ruimte om, ook bij opzettelijke handelingen die schade veroorzaken, redelijke en maatschappelijk aanvaardbare resultaten te bereiken. De Hoge Raad oordeelt dat in de bijzondere omstandigheden van dit geval geen grond bestaat voor toepassing van de opzetclausule, onder meer omdat de vader sterk verminderd toerekeningsvatbaar was en hij met het schudden alleen maar wilde bereiken dat de baby zou ophouden met huilen. Reaal is dan ook gehouden om op grond van de AVP de schade als gevolg van het letsel van het kind te vergoeden. ECLI:NL:HR:2018:601, 13 april 2018, nr. 16/04480
Klik hier voor de volledige uitspraak.