Bij beschikking van het hof te ’s-Gravenhage van 22 februari 2006 is de door de man ten behoeve van de vrouw te betalen alimentatie (die eerder op nihil was vastgesteld) bepaald op € 940,-- per maand over de periode van 14 januari 2005 tot 15 september 2005 en op € 500,-- per maand met ingang van 15 september 2005. Nadat de Hoge Raad voornoemde beschikking had vernietigd, heeft het hof te Amsterdam bij beschikking van 3 april 2008 de alimentatie over de periode van 14 januari 2005 tot 15 september 2005 vastgesteld op een bedrag van € 1.038,-- per maand en met ingang van 15 september 2005 op nihil. Daarbij overwoog het hof dat, voor zover de man over de periode vanaf 15 september 2005 tot de datum van de uitspraak van het hof meer heeft betaald en/of meer op hem is verhaald, de alimentatie tot laatstbedoelde datum wordt bepaald op hetgeen door hem is betaald en/of op hem is verhaald. Van de vrouw kan immers, volgens het hof, niet worden gevergd dat zij het meerdere terugbetaalt, omdat een alimentatieuitkering van maand tot maand pleegt te worden verbruikt. De man klaagt in cassatie dat dit oordeel van het hof onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd is. In de onderhavige situatie is de betaalde alimentatie namelijk niet van maand tot maand verbruikt, nu deze door het hof te ’s-Gravenhage op 22 februari 2006 met terugwerkende kracht vanaf 15 januari 2005 was toegewezen. Op dat moment was de partneralimentatie over de periode tot en met februari 2006 dus niet - zoals het hof aanneemt - van maand tot maand verbruikt, maar nog in zijn geheel beschikbaar. De Hoge Raad vindt de klacht van de man gegrond, vernietigt de beschikking van het hof te Amsterdam en verwijst de zaak naar het hof ’s-Gravenhage ter verdere behandeling. Na verwijzing zal aan de hand van de maatstaven vermeld in HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001, NJ 2014/225 (zie met name de rov. 3.5.1 en 3.6.3), opnieuw beoordeeld moeten worden of en in hoeverre van de vrouw in redelijkheid kan worden gevergd dat zij het teveel ontvangene aan de man terugbetaalt. Daarbij is onder meer relevant in hoeverre de vrouw de aan alimentatie ontvangen bedragen heeft verbruikt, dat zij aan die alimentatie, naar het hof heeft vastgesteld, in de periode na 15 september 2005 geen behoefte had, alsmede het belang van de man bij terugbetaling van de door hem te veel betaalde alimentatie.
Zie uitspraak HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:520