De Hoge Raad heeft op 13 maart 2015 een belangrijke uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van (nieuwe) vennoten die toetreden tot een vennootschap onder firma (vof) of tot een commanditaire vennootschap (cv). De Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat een toetredende vennoot ook hoofdelijk aansprakelijk is voor schulden van de vof of cv die zijn ontstaan vóór toetreding als (beherend) vennoot.
Op grond van de wet (artikel 18 en 19 Wetboek van Koophandel) zijn vennoten – naast het afgescheiden vennootschapsvermogen – hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap onder firma (vof) en commanditaire vennootschap (cv). In de literatuur en rechtspraak waren de meningen verdeeld of deze bepalingen tevens inhouden dat toetredende (beherende) vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de vennootschap die zijn ontstaan vóór toetreding.
De Hoge Raad heeft de knoop nu doorgehakt en geoordeeld dat de strekking van deze wetsartikelen meebrengt dat een nieuw toegetreden vennoot ook hoofdelijk aansprakelijk is voor schulden, die zijn ontstaan voor zijn toetreding als (beherend) vennoot.
Voornoemde artikelen beogen schuldeisers te beschermen door het geven van voldoende verhaalsmogelijkheden indien het (afgescheiden) vermogen van de vof of cv ontoereikend is. De Hoge Raad leest geen beperking in de wet die zou meebrengen dat een vennoot alleen aansprakelijk is voor verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat de vennoot is toegetreden. Hieruit volgt dat de aansprakelijkheid zich uitstrekt tot alle schulden van de vennootschap die ten tijde van de toetreding van de vennoot bestaan, of nadien ontstaan.
Dat schuldeisers bij de toetreding van een nieuwe vennoot een verhaalsmogelijkheid erbij krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Daarnaast is de rechtszekerheid ermee gediend: een onderzoek naar het ontstaansmoment van verbintenissen van de vennootschap - met het oog op de vraag welke vennoot of vennoten daarvoor kan of kunnen worden aangesproken - kan dan immers achterwege blijven, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad overweegt daarbij dat aan de belangen van degene die als (beherend) vennoot wenst toe te treden tot een bestaande vof of cv, in voldoende mate tegemoet wordt gekomen doordat hij kan bedingen dat hem inzage wordt gegeven in de schuldenpositie van de vennootschap en/of dat hij in de gelegenheid wordt gesteld daarnaar zelf onderzoek te doen. Bovendien kan hij garanties bedingen van de overige vennoten en afspraken maken over de (onderlinge) draagplicht ten aanzien van bestaande schulden.
Kort en goed, indien u als (beherend) vennoot wenst toe te treden tot een bestaande vof of cv, loopt u risico’s ten aanzien van schulden uit het verleden. Het is van belang dat u vóór toetreding inzicht krijgt in de schuldenpositie van de vennootschap. Daarnaast is het raadzaam duidelijke afspraken te maken met de andere vennoten over reeds bestaande schulden.
Hoge Raad 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:588.