Advocaten in loondienst hebben wel verschoningsrecht. Dat oordeelde de Hoge Raad afgelopen vrijdag 15 maart jl. Het gaat om een uitspraak in de sprongcassatie ingesteld door Delta N.V. tegen de beschikking van de Rechtbank Groningen begin vorig jaar. De rechtbank besliste dat een advocaat in dienstbetrekking geen verschoningsrecht toekomt omdat hij niet onafhankelijk is en verwees daarbij naar een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.
Delta ging tegen de beschikking in sprongcassatie. Het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen (NGB) schreef daarop een brief aan de Hoge Raad die vervolgens als bijlage in het verzoekschrift tot cassatie is opgenomen. NGB-voorzitter Jean Schreurs schrijft in de brief onder meer over het belang van het in dienst hebben van een bedrijfsjurist/advocaat in een onderneming en de functie van het verschoningsrecht daarbij.
De Hoge Raad maakte afgelopen vrijdag korte metten met het oordeel van de Rechtbank: “Gezien de Nederlandse praktijk en de waarborgen die aldus in Nederland omtrent de wijze van praktijkuitoefening van advocaten in dienstbetrekking bestaan, is geen grond om aan een advocaat het verschoningsrecht te ontzeggen op grond van het enkele feit dat hij in dienstbetrekking werkzaam is.”
Klik hier voor de hele uitspraak