Wat zegt artikel 101 VWEU over de aansprakelijkheid van karteldeelnemers?
Volgens artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kunnen EU-lidstaten niet categorisch uitsluiten dat deelnemers aan een kartel civielrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor schade die het gevolg is van hogere prijzen die een niet aan het kartel deelnemende onderneming heeft toegepast, mede als gevolg van de praktijken van het kartel. Dit betekent concreet dat slachtoffers van een kartel onder bepaalde omstandigheden de karteldeelnemers ook kunnen aanspreken voor schade veroorzaakt door hun concurrenten, die niet bij het kartel betrokken waren. Eerder dit jaar bespraken we al op ons blog de mening van Advocaat-Generaal Kokott, die het Hof van Justitie van de Europese Unie (“ Hof”) adviseerde over zaak C-557/12, Kone AG. Het Hof heeft nu arrest gewezen en het is een opmerkelijke uitspraak.
De zaak in detail
In deze zaak moest de Europese rechter zich uitspreken over de vraag of EU-lidstaten het recht mochten uitschakelen dat slachtoffers van een kartel (ook) schadevergoeding konden vorderen van karteldeelnemers voor de schade die veroorzaakt werd door marktpartijen die niet deelnamen aan het kartel, maar vanwege het kartel de prijs van hun producten of diensten konden verhogen. Binnen de economische theorie wordt dit fenomeen wel aangeduid met de term "parapluprijzen". Hoewel zulke marktpartijen zich onafhankelijk gedragen van de karteldeelnemers, kunnen zij onder bepaalde omstandigheden toch een hogere prijs vragen omdat het kartel een deel van de concurrentie op de markt heeft uitgeschakeld.
Het oordeel van het Hof
Het Hof besliste in lijn met de Advocaat-Generaal dat EU-lidstaten niet mogen voorkomen dat slachtoffers van een kartel zulke schadeclaims indienen. Concreet betekent dit dat iedereen schadevergoeding kan eisen voor schade veroorzaakt door een kartel, als er een causaal verband is tussen de schade en een door artikel 101 VWEU verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde gedraging (arresten Manfredi e.a., EU:C:2006:461, punt 61, en Otis e.a., EU:C:2012:684, punt 43).
Implicaties en meningen
Naar onze mening past deze inperking van de nationale procedurele autonomie binnen een bredere trend waarbij het Hof algemene Europeesrechtelijke beginselen, zoals het beginsel van doeltreffendheid en het gelijkwaardigheidsbeginsel, gebruikt om de nationale beleidsruimte te beperken. Wil je meer informatie over dit onderwerp? Neem dan gerust contact met ons op via e-mail.
Blijf op de hoogte!
Wilt u op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen? Download dan onze eBooks en nieuwsbrieven.