Geschreven door Admin | 25-sep-2012 4:00:00
In het Voorjaarsnota 2012, beter bekend als het "Kunduz-Akkoord", werd bepaald dat de regelgeving omtrent 'Scheiden van wonen en zorg' voor de intramurale ouderenzorg in hoog tempo zou worden doorgevoerd. Dit zou vanaf januari 2013 gaan gelden voor de zorgzwaartes ZZP1, ZZP2 en ZZP3. De Miljoenennota was in essentie een herhaling van het Kunduz-akkoord. Dit betekende dat er in korte tijd een reeks aanzienlijke veranderingen zouden moeten plaatsvinden. Door deze verandering kreeg zorginstellingen en hun cliënten een nieuwe juridische positie: die van verhuurder en huurder. Om leegstand te voorkomen en financieel gezond te blijven, hadden zorginstellingen maar een paar maanden om zich juridisch voor te bereiden en aan te passen aan deze wijzigingen. Het zag ernaar uit dat wonen en zorg gescheiden zouden worden, wat inhield dat cliënten zelf voor hun woonruimte zouden moeten betalen. Dit kwam voort uit de stijgende zorgkosten binnen de muren van de instellingen, ontluikende personeelstekorten en het feit dat de AWBZ zover was uitgedijd, dat bezuinigingen onvermijdelijk waren. Het streven was dat bewoners van instellingen meer keuzevrijheid zouden krijgen door verschillende huisvestingsvarianten aan te bieden die hun wooneisen tegemoet kwamen. De zorg zou apart gefinancierd worden via de zorgverzekeringswet, Wmo, AWBZ en mogelijk eigen middelen. Hierdoor ontstond er zowel op financieel als juridisch vlak een scheiding tussen wonen/verblijf en zorg. Deze veranderingen zouden voor de huidige cliënten waarschijnlijk geen verschuivingen met zich meebrengen. Hier werd echter wel voor gewaarschuwd door de partijen achter het Begrotingsakkoord, met de woorden: "Aangezien de extramuralisering over de gehele AWBZ breed wordt ingevoerd, is rekening gehouden met een inwerktijd van meerdere jaren." Nieuwe cliënten die in 2012 in aanmerking zouden komen voor een licht zorgzwaartepakket en die aangewezen waren op zorg binnen een instelling, kregen in 2013 een indicatie voor extramurale zorg. Dit betrof bijvoorbeeld cliënten die voormalig een indicatie zouden ontvangen voor VV 1 t/m 3, GGZ 1b/c t/m 3b/c, VG 1 t/m 3 en LVG 1 t/m 2. Al deze veranderingen roepen natuurlijk veel vragen op. Er is veel discussie geweest over de vraag welk huurregime van toepassing zou moeten zijn in gevallen waarin zorg en wonen gecombineerd werden, en deze discussie duurt nog voort. Onder andere wordt er gekeken naar de hoeveelheid zorg die wordt verleend en hoe dit van invloed is op de antwoorden op deze vragen. Ervoor zorgen dat onze zorginstellingen en hun cliënten onder de nieuwe regels kunnen functioneren is een uitdaging met veel facetten. Van huurrechtelijke bescherming tot onderhoud van de woningen, er zijn veel factoren om rekening mee te houden. Daarnaast hebben veel zorginstellingen te maken met langlopende contracten met woningbouwcorporaties, die vaak niet zijn ingericht op de gevolgen van het scheiden van wonen en zorg. Het is duidelijk dat de scheiding van wonen en zorg een relatief kleine verandering is met grote gevolgen en nog vele onzekerheden voor zorginstellingen en (toekomstige) cliënten. Hebt u vragen over deze situatie of wilt u meer informatie, dan kunt u contact opnemen met Mr. M.H.F. (Marja) van der Lek-Langenhof op telefoonnummer 073-6927751 of via e-mail op m.vanderlek@banning.nl.