Zoals aangekondigd, zullen wij u in een aantal korte blogs een overzicht geven van de belangrijkste onderdelen van de WBTR. Deze blog gaat over de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen.
In onze eerste blog gaven wij al aan dat er thans de mogelijkheid bestaat om bij verenigingen en stichtingen commissarissen te benoemen. Maar wat is nu de taak van de commissarissen? En wat is de taak van bestuurders bij verenigingen, coöperaties en stichtingen?
De WBTR geeft een duidelijke norm waaraan bestuurders en commissarissen zich moeten houden bij de uitoefening van hun taken. Bestuurders richten zich bij de vervulling van hun taak naar het belang van de vereniging, coöperatie of stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de vereniging, coöperatie of stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. De raad staat het bestuur met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vereniging, coöperatie of stichting.
Elke bestuurder en commissaris is gehouden zijn taak behoorlijk te vervullen. Zij dragen ieder verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken. Elke bestuurder en commissaris is voor het geheel aansprakelijk voor onbehoorlijk bestuur. Hij is echter niet aansprakelijk als hem geen ernstig verwijt gemaakt kan worden en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
In geval van faillissement van de vereniging, coöperatie of stichting geldt een aangescherpte aansprakelijkheid. Iedere bestuurder of commissaris is aansprakelijk voor het tekort, indien het bestuur of de raad van commissarissen zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Voor (i) coöperaties en (ii) verenigingen en stichtingen die onderworpen zijn aan de heffing van vennootschapsbelasting of een jaarrekening moeten opmaken die gelijk of gelijkwaardig is aan jaarrekening volgens het jaarrekeningenrecht, geldt een bewijsvermoeden. Als het bestuur namelijk geen goede administratie heeft aangehouden of zich niet heeft gehouden aan de verplichting om een jaarrekening tijdig te publiceren, dan staat daarmee vast dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Maakt u zich geen zorgen als u bestuurder of commissaris bent bij bijvoorbeeld een tennis- of een voetbalvereniging. Bij dit soort verenigingen zal er geen sprake zijn van het bewijsvermoeden. Het zal in dat geval een stuk lastiger zijn voor de curator om aan te tonen dat u als bestuurder of commissaris aansprakelijk bent voor het tekort in het faillissement.
Bestuurders en commissarissen van de onder (i) en (ii) genoemde rechtspersonen zijn eveneens aansprakelijk als door de jaarrekening, bekendgemaakte tussentijdse cijfers of het bestuursverslag een misleidende voorstelling wordt gegeven en derden daardoor schade lijden. Kan een bestuurder of commissaris echter bewijzen dat deze misleiding niet aan hem te wijten is, dan is hij niet aansprakelijk.
Heeft u vragen over de WBTR? Neem dan contact op met met onze specialisten Henk Brat, Marc Janssen of Roderic ter Rele.