Nadat op 7 mei 2003 het wetsvoorstel 28 867 (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) bij de Tweede Kamer werd ingediend, heeft dit wetsvoorstel een grillig vervolg gehad. Pas op 18 september 2008 werd het wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen. Daarna volgende de behandeling in de Eerste Kamer, waar het wetsvoorstel op 12 april 2011 werd aangenomen. Inmiddels heeft de minister van Justitie laten weten dat dit wetsvoorstel op 1 januari 2012 in werking treedt.
Aanvankelijk was het de bedoeling de in Nederland bestaande (bijna) algehele gemeenschap van goederen te beperken. Als partijen zonder huwelijkse voorwaarden zouden gaan trouwen, zou alleen gemeenschappelijk zijn hetgeen tijdens het huwelijk werd verworven. Het vermogen van de echtelieden, dat zij zouden hebben op het moment van huwelijk en hetgeen zij tijdens het huwelijk zouden krijgen uit erfenissen, legaten, schenkingen en dergelijke zou niet in de gemeenschap van goederen vallen. Dat voornemen sneuvelde op 24 oktober 2005. Het wetsvoorstel dat tot dat moment heette: “beperking wettelijke gemeenschap van goederen” moest een andere naam krijgen want die gemeenschap zou volgens de in 2005 aangenomen wijziging niet meer beperkt worden. Sedertdien wordt wetsvoorstel 28 867, dat op 1 januari2012 inwerking treedt, aangeduid met de term “aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen”. Want de sedert 1830 bestaande (bijna) algehele gemeenschap van goederen wordt niet langer beperkt. Verandert er dan wel iets? Ja zeker.
Een belangrijke wijziging is dat het tijdstop van ontbinden van de gemeenschap wijzigt. Nu is dat bij echtscheiding het geval als de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand wordt ingeschreven. Vanaf 1 januari 2012 wordt de huwelijkse gemeenschap ontbonden op het moment waarop het echtscheidingsverzoek (en het verzoek tot scheiding van tafel en bed alsmede tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap) wordt ingediend. Over het algemeen vinden schrijvers deze wijziging goed. Bovendien bestaat er dan niet langer een verschil tussen een afwikkeling van een verrekenbeding en die van de gemeenschap van goederen.
Ook is de wijziging die in ons recht zal optreden met betrekking tot vergoedingsvorderingen belangwekkend. Als op dit moment de ene echtgenoot uit privévermogen betalingen doet aan de andere echtgenoot (bijvoorbeeld voor de aankoop van de echtelijke woning) dan ontstaat een nominaal vergoedingsrecht. Wanneer dat geld echter vanaf 1 januari 2012 wordt betaald, geldt bij het einde van het huwelijk niet langer de nominaliteitsleer, maar de beleggingsleer. Het betaalde bedrag zal dan in waarde vermeerderen (of verminderen!), als het goed waarin het is belegd in waarde vermeerdert of vermindert. Let wel: betalingen die tot 1 januari 2012 zijn gedaan, blijven onderworpen aan het nominaliteitsbeginsel. De beleggingsleer geldt alleen voor vergoedingsrechten, die vanaf die datum zijn ontstaan.
Verder wijzigt de bestuursregeling over gemeenschapsgoederen. Op dit moment staat een gemeenschapsgoed onder het bestuur van de echtgenoot, van wiens zijde het in de gemeenschap is gevallen. Vanaf 1 januari 2012 is elke echtgenoot bestuursbevoegd over de niet op naam staande goederen van de gemeenschap. Goederen op naam worden, net als onder de huidige regeling, bestuurd door degene op wiens naam deze staan. En let wel: een auto is geen goed op naam. Een huis wel.
Ook wijzigt de aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden na ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Nu is een echtgenoot na de ontbinding voor de helft aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, die de andere echtgenoot is aangegaan. Die schulden kunnen ook op het privévermogen van die echtgenoot worden verhaald. Onder het nieuwe recht kan het privévermogen van een echtgenoot dat tijdens het huwelijk niet bloot staat aan verhaal voor schulden, die door de andere echtgenoot zijn aangegaan, ook na de echtscheiding niet voor die schulden worden uitgewonnen. Een belangrijke beschermingsmaatregel voor echtelieden is het feit dat vanaf 1 januari 2012 een echtgenoot voor gemeenschapsschulden, die de andere echtgenoot is aangegaan, weliswaar hoofdelijk met de andere echtgenoot is verbonden, maar dat daarvoor slechts kan worden uitgewonnen, wat die echtgenoot uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap heeft verkregen.
Artikel 1:119 BW wordt afgeschaft. Daarin staat dat voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk rechterlijke goedkeuring nodig is. Vanaf 1 januari 2012 is het niet langer nodig de rechtbank om goedkeuring te vragen.
Minder belangrijk is dat vanaf 1 januari 2012 de beperkte gemeenschappen van vruchten en inkomsten en van winst en verlies uit de wet verdwijnen. Op 1 september 2002 moesten de regels van het wettelijk deelgenootschap reeds plaats maken voor de regels verrekenbedingen. Nu verdwijnen dus ook de beperkte gemeenschappen. Daar zal niemand rouwig om zijn, want de genoemde beperkte gemeenschappen worden nauwelijks in de huwelijkse voorwaarden opgenomen.
Ten slotte moeten echtgenoten vanaf 1 januari 2012 elkaar desgevraagd inlichtingen verstrekken over het door hen gevoerde bestuur en over de stand van hun goederen en schulden. Dat is op dit moment niet het geval. Deze wijziging kan in de echtscheidingpraktijk haar vruchten afwerpen.