Voorafgaand aan hun huwelijk kunnen toekomstige echtelieden huwelijkse voorwaarden aangaan ten overstaan van een notaris. Tijdens het huwelijk kunnen echtgenoten eveneens huwelijkse voorwaarden aangaan of hun bestaande voorwaarden wijzigen. Hiervoor is dan wel voorafgaande toestemming van de rechtbank nodig. Meestal zijn verzoeken om tot wijziging van huwelijkse voorwaarden te komen hamerstukken. Vorige maand werden twee opmerkelijke uitspraken gepubliceerd over het wijzigen van huwelijkse voorwaarden staande huwelijk.
Op 2 december 2009 (LJN:BK4972) boog de Rechtbank Utrecht zich over een verzoek van een echtpaar om een zeer specifiek beding in hun huwelijkse voorwaarden te mogen opnemen. Dit beding luidde als volgt:
“De verrekening vindt plaats doordat de ene partij aan de andere partij een zodanig bedrag uitkeert dat na de uitkering ieder vermogen gelijk is aan de helft van de gezamenlijke vermogens van de echtgenoten. Met dien verstande dat partijen zijn overeengekomen dat indien het huwelijk eindigt door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed, het uit te keren bedrag maximaal € 200.000,- bedraagt indien een van partijen het verzoek tot echtscheiding/scheiding van tafel en bed heeft ingediend en door partijen in onderling overleg aan te wijzen derde heeft beslist dat de indiener moreel verantwoordelijk is voor de scheiding. Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de door hen aan te wijzen derde zal deze derde worden aangewezen door de notaris-bewaarder van deze akte”.
De man heeft ter terechtzitting verteld dat partijen tot het opstellen van het beding waren gekomen nadat zij door omstandigheden op het punt hebben gestaan om te gaan scheiden. Zij willen dit niet nog een keer meemaken en willen daarom hun huwelijkse voorwaarden zodanig aanpassen dat degene die moreel verantwoordelijk is voor een eventuele echtscheiding hiervoor moet boeten. De vrouw heeft aangegeven de man veel verdriet te hebben gedaan, wat zij in de toekomst wil voorkomen. Daarom stemt zij in met dit beding.
De rechtbank begrijpt deze redenering, maar vindt het beding in strijd met de goede zeden. Partijen beogen elkaar hiermee financieel te straffen voor het feit dat de ander de echtscheiding op welke wijze ook veroorzaakt. De rechtbank betrekt hierin dat sinds 1971 een duurzame ontwrichting van een huwelijk voldoende is om tot een echtscheiding te komen. Voordien was een echtscheiding slechts mogelijk in geval van overspel, kwaadwillige verlating en veroordeling wegens bepaalde misdrijven en/of mishandeling. Dit stelsel is welbewust in 1971 losgelaten. Het bestaan van de duurzame ontwrichting en niet de oorzaak daarvan was voortaan van belang bij een verzoek tot echtscheiding. Bovendien gaat ons wettelijke stelsel uit van een gelijke en onafhankelijke rechtspositie van beide echtgenoten. Het door partijen gewenste beding doet hieraan geen recht. De rechtbank wijst het verzoek van partijen om het beding in hun huwelijkse voorwaarden te mogen opnemen af.
Op 8 december 2009 (LJN:BK6104) oordeelde het Gerechtshof ’s Hertogenbosch over een kwestie rondom wijziging huwelijkse voorwaarden. Partijen wilden hun huwelijkse voorwaarden wijzigen om de vrouw te beschermen voor de financiële risico’s van het ondernemerschap van de man. De Rechtbank Maastricht had op 29 april 2009 een verzoek tot wijziging van huwelijkse voorwaarden goedgekeurd. Op 1 mei 2009 werd de goedgekeurde akte verleden.
Partijen waren in hun concept akte overeengekomen dat zij zich hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk stellen voor ‘alle schulden der gemeenschap’, welke akte in het dictum (de uitspraak) van de bestreden beschikking is goedgekeurd. Partijen achten het dictum conform hun verzoek en correct. In de overwegingen (de redenering om tot de uitspraak te komen) heeft de rechtbank echter, naar de mening van partijen ten onrechte, overwogen dat de hoofdelijkheid betrekking heeft op alle ‘ ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap bestaande en op die ontbonden gemeenschap verhaalbare schulden’. Op basis van die overweging zou de hoofdelijkheid naar de mening van partijen ten onrechte ook niet-gemeenschapsschulden omvatten, hetgeen niet is afgesproken en ook niet is opgenomen in het dictum. Deze verruiming dient te worden gecorrigeerd.
De kwestie werd precair doordat kort na de wijziging huwelijkse voorwaarden de ondernemingen van de man in zwaar weer terecht kwamen. De surseance van betaling d.d. 14 juli 2009 werd gevolgd door een faillissement op 11 augustus 2009. De curator in het faillissement van de man werd op zijn verzoek als belanghebbende betrokken in de hoger beroepsprocedure over de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Hij voerde aan dat voor zover het beroep ten doel heeft de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, dit niet toelaatbaar is nu dat benadeling oplevert voor de gezamenlijke crediteuren. In ieder geval mogen de crediteuren door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet slechter af zijn.
Het hof is van oordeel dat partijen geen belang hebben bij het hoger beroep. De rechtbank heeft de concept akte immers goedgekeurd, zoals door partijen is verzocht. Hetgeen in de overwegingen van de uitspraak is opgenomen, maar niet in het dictum is verwoord, kan volgens het hof niet worden uitgelegd als een aanvulling of afwijking van de beslissing noch als een weigering om de wijziging goed te keuren.
Het is elke echtgenoot/-genote aan te bevelen goed over het door hem of haar gekozen huwelijksregime na te denken en zo nodig te herzien. Tijdens het huwelijk kunnen er zich namelijk situaties voordoen die er toe kunnen leiden dat het huwelijksvermogensregime dient te worden aangepast. De advocaten van de sectie personen & familie-erfrecht van BANNING N.V. kunnen echtgenoten helpen de keuze te maken die hen past en alles correct en sluitend vast te leggen. Mocht u daarover meer informatie wensen, klik dan hier.