Op basis van de richtlijnen, zoals die zijn opgenomen in het Rapport Alimentatienormen, wordt de behoefte aan partneralimentatie in beginsel gebaseerd op het netto te besteden gezinsinkomen van beide partijen, zoals dat was tot aan de feitelijke scheiding. Voor het bepalen van de netto behoefte aan partneralimentatie wordt – als uitgangspunt – gebruik gemaakt van een vuistregel (ook wel de hofformule). Deze vuistregel houdt in dat op het netto gezinsinkomen eerst het aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen (conform de behoeftetabel) in mindering strekt. Het verschil wordt geacht beschikbaar te zijn geweest voor het levensonderhoud van beide partijen. Omdat een alleenstaande duurder uit is dan een samenwoner, wordt de helft van dit te verdelen inkomen met 20% verhoogd. De behoefte aan partneralimentatie wordt derhalve – op basis van de vuistregel - in beginsel gelijk gesteld aan 60% van het voor partijen beschikbare inkomen.
Het is dus belangrijk om te bepalen wat de hoogte is van het netto gezinsinkomen als het gaat over de omvang van de behoefte aan partneralimentatie. In de zaak die heeft geleid tot de beschikking van het Hof 's-Hertogenbosch d.d. 26 januari 2023 had de alimentatiegerechtigde een eigen onderneming in de vorm van een eenmanszaak en had zij derhalve inkomsten in de vorm van winst uit onderneming. De vrouw stelde zich op het standpunt dat voor de behoefte aan partneralimentatie de (hogere) fiscale winst uit onderneming uitgangspunt was voor de hoogte van het netto gezinsinkomen. De man stelde dat de over een langere periode daadwerkelijk aan partijen ter beschikking gestelde (lagere) privé-onttrekkingen bepalend waren voor de welstand van partijen.
Het hof gaf de man gelijk. Het hof overwoog dat het in aanmerking te nemen netto gezinsinkomen aan de zijde van de vrouw werd bepaald door de (lagere) privé-onttrekkingen uit de onderneming, omdat die privé-onttrekkingen, anders dan de (hogere) winst uit onderneming, daadwerkelijk ter beschikking van partijen stonden en derhalve bepalend waren voor de welstand van partijen.
Omdat de vrouw, verwijzend naar de winst uit onderneming in haar eenmanszaak, inmiddels een inkomen had, gebaseerd de daadwerkelijke winst uit onderneming, concludeerde het hof dat de vrouw geen aanvullende behoefte had aan partneralimentatie, zodat zij werd verplicht om de door haar teveel ontvangen partneralimentatie aan de man terug te betalen.
Wilt u meer weten over dit onderwerp of heeft u andere familie-erfrechtelijke vragen? Neem dan gerust contact op met Agnes van Wieren of één van de andere leden van onze sectie Familie-& Erfrecht.