Skip to Content

Corporate Litigation deel 5: Noodzaakfinanciering

Blogs Procedures & Geschillenbeslechting Henk Brat Maarten van Dooren Arjen van Haandel Ruben Herculeijns Carlijn van Dooren

In deze blogserie gaan wij in op geschillen binnen ondernemingen. Op hoofdlijnen bespreken we de juridische aspecten daarvan en geven we tips & tricks hoe deze geschillen op te lossen dan wel daar mee om te gaan. Wordt u geconfronteerd met een geschil binnen uw onderneming? Neem contact op met onze advocaten gespecialiseerd in ’corporate litigation’ voor een vrijblijvend gesprek naar de mogelijkheden.

Als een onderneming dringend behoefte heeft aan additionele liquide middelen, terwijl de bank niet thuis geeft en geen reële alternatieven voorhanden zijn, zal doorgaans een beroep worden gedaan op de aandeelhouders voor de financiering.

In het geval de aandeelhouders (en het bestuur) daarover geen overeenstemming kunnen bereiken, bijvoorbeeld omdat de vereiste meerderheid van stemmen voor een aandelenuitgifte niet wordt bereikt, zal men soms naar noodmaatregelen moeten grijpen, zoals gedwongen aandelenoverdracht of verwatering van het belang van een deel van de aandeelhouders.

Noodzaak, impasse en urgentie

Dergelijke maatregelen kunnen alleen getroffen worden als sprake is van een impasse die ertoe leidt dat de financiering niet tot stand komt en het voortbestaan van de onderneming direct in gevaar komt. Normaliter zal het bestuur de aandeelhouders moeten informeren over de noodzaak tot financiering, waarbij de urgentie van de situatie helder moet worden aangegeven (bijvoorbeeld in de vorm van een cashflow prognose). Het bestuur zal daarbij doorgaans een voorstel formuleren hoe kan worden voorzien in de liquiditeitsbehoefte. Als dat voorstel of een redelijk alternatief niet leidt tot de noodzakelijke financiering, rest doorgaans niet veel anders dan de gang naar de rechter.

De gang naar de rechter

Er zijn dan grofweg drie opties: (i) een kort geding bij de Voorzieningenrechter, (ii) een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer of (iii) een beroep op de wettelijke geschillenregeling bij de Ondernemingskamer. 

De Voorzieningenrechter en de Ondernemingskamer beschikken over een breed pallet aan maatregelen waaruit kan worden geput. Naast het opzij zetten van statutaire of overeengekomen bepalingen, kunnen de aandeelhouders worden gedwongen mee te werken aan de noodzakelijke besluitvorming voor een aandelenuitgifte. Ook kunnen bestuurders worden geschorst en tijdelijk functionarissen worden benoemd. Aan zo’n functionaris kan de bevoegdheid worden verleend tot uitgifte van aandelen aan een of meer aandeelhouders of aan een derde. Ook bestaat de mogelijkheid dat de aandelen ten titel van beheer (tijdelijk) worden overgedragen aan een functionaris. Een andere optie is dat de bevoegdheid om aandelen uit te geven (tijdelijk) wordt toegekend aan een ander vennootschapsorgaan (bijvoorbeeld het bestuur of de raad van commissarissen). Voorts kan de voor een uitgifte vereiste versterkte meerderheid, goedkeuring van een orgaan en/of het voorkeursrecht opzij worden gezet. De rechter zal daarbij steeds proberen de zeggenschapsverhoudingen niet verder te wijzigen dan strikt noodzakelijk. Uiteraard wordt het een en ander een stuk eenvoudiger als de aandeelhoudersovereenkomst of de statuten reeds voorzien in de wijze waarop een noodzaakfinanciering tot stand kan worden gebracht.

Alternatief: een dwangakkoord

De Wet homologatie onderhands dwangakkoord (WHOA) biedt een alternatief. De WHOA maakt het mogelijk een akkoord af te dwingen zonder dat sprake is van een faillissement of surseance van betaling. Dat akkoord kan ook betrekking hebben op aandeelhouders, die bijvoorbeeld verplicht moeten meewerken aan een omzetting van hun vordering op de onderneming in aandelen. Ook daarbij kan de rechter het voorkeursrecht en de uitgiftebevoegdheid van de algemene vergadering opzij zetten. De WHOA bepaalt bovendien dat aandeelhouders de herstructurering van de onderneming niet om oneigenlijke of onzakelijke redenen mogen frustreren.

Een verschil met de voornoemde gang naar de Voorzieningenrechter of Ondernemingskamer is dat in een WHOA-traject geen sprake hoeft te zijn van een impasse in de algemene vergadering. Daarnaast kan een WHOA-traject vergaande consequenties hebben. In het WHOA-akkoord kunnen additionele regelingen worden opgenomen, zoals het aangaan van nieuwe financieringen en het wijzigen van belangen van aandeelhouders en hun dividendrechten. Ook verwatering of zelfs het volledig uitkopen van één of meerdere aandeelhouders is mogelijk. Een WHOA-akkoord gaat dus potentieel verder dan noodzaakfinanciering.

Hoewel een WHOA-traject doorgaans niet als eenvoudig wordt ervaren, geeft het wel enkele additionele mogelijkheden, bijvoorbeeld in het geval een derde met zekerheden op belangrijke activa aan de (her)financiering in de weg staat. Hier zijn wel strenge regels aan verbonden: dergelijke schuldeisers mogen bij een akkoord niet slechter af zijn dan bij een vereffening in een faillissement (‘no creditor worse off’’). Daarnaast mag bij de verdeling van het aangeboden bedrag onder het akkoord niet worden afgeweken van de wettelijke verhaalsrangorde (‘absolute priority rule’). Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, kunnen schuldeisers met zekerheidsrechten eveneens worden gebonden aan een WHOA-akkoord.

Conclusie

Vaak blijkt pas in tijden van financiële stress hoe belangrijk het is voor ondernemingen om op tijd de juiste keuzes te maken. Door juridisch advies in te winnen en duidelijke afspraken vast te leggen, kunnen ondernemingen mogelijke risico’s beheersen en de continuïteit waarborgen, zelfs in moeilijke tijden.